G1163 δεῖ
past, juist, behoefte aan, nodig hebben

Bijbelteksten

Johannes 10:16Ik heb nog andere schapen, die van dezen stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen; en zij zullen Mijn stem horen; en het zal worden een kudde, [en] een Herder.
Johannes 12:34De schare antwoordde Hem: Wij hebben uit de wet gehoord, dat de Christus blijft in der eeuwigheid; en hoe zegt Gij, dat de Zoon des mensen moet verhoogd worden? Wie is deze Zoon des mensen?
Johannes 20:9Want zij wisten nog de Schrift niet, dat Hij van de doden moest opstaan.
Handelingen 1:16Mannen broeders, deze Schrift moest vervuld worden, welke de Heilige Geest door den mond Davids voorzegd heeft van Judas, die de leidsman geweest is dergenen die Jezus vingen;
Handelingen 1:21Het is dan nodig, dat van de mannen, die met ons ongedaan hebben al den tijd, in welken de Heere Jezus onder ons in- en uitgegaan is,
Handelingen 3:21Welken de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond van al Zijn heilige profeten van [alle] eeuw.
Handelingen 4:12En de zaligheid is in geen Anderen; want er is ook onder den hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welken wij moeten zalig worden.
Handelingen 5:29Maar Petrus en de apostelen antwoordden, en zeiden: Men moet Gode meer gehoorzaam zijn, dan den mensen.
Handelingen 9:6En hij, bevende en verbaasd zijnde, zeide: Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal? En de Heere [zeide] tot hem: Sta op, en ga in de stad, en u zal [aldaar] gezegd worden, wat gij doen moet.
Handelingen 9:16Want Ik zal hem tonen, hoeveel hij lijden moet om Mijn Naam.
Handelingen 14:22Versterkende de zielen der discipelen, en vermanende, dat zij zouden blijven in het geloof, en dat wij door vele verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk Gods.
Handelingen 15:5Maar, [zeiden zij], er zijn sommigen opgestaan van die van de sekte der Farizeen, die gelovig zijn geworden, zeggende, dat men hen moet besnijden, en gebieden de wet van Mozes te onderhouden.
Handelingen 16:30En hen buiten gebracht hebbende, zeide hij: [Lieve] heren, wat moet ik doen, opdat ik zalig worde?
Handelingen 17:3[Dezelve] openende, en voor [ogen] stellende, dat de Christus moest lijden en opstaan uit de doden, en dat deze Jezus is de Christus, Dien ik, [zeide hij], ulieden verkondige.
Handelingen 18:21Maar hij nam afscheid van hen, zeggende: Ik moet ganselijk het toekomende feest te Jeruzalem houden; doch ik zal tot u wederkeren, zo God wil. En hij voer weg van Efeze.
Handelingen 19:21En als deze dingen volbracht waren, nam Paulus voor in den Geest, Macedonie en Achaje doorgegaan hebbende, naar Jeruzalem te reizen, zeggende: Nadat ik aldaar zal geweest zijn, moet ik ook Rome zien.
Handelingen 19:36Dewijl dan deze dingen onwedersprekelijk zijn, zo is het behoorlijk dat gij stil zijt, en niets onbedachts doet.
Handelingen 20:35Ik heb u in alles getoond, dat men, alzo arbeidende, de zwakken moet opnemen, en gedenken aan de woorden van den Heere Jezus, dat Hij gezegd heeft: Het is zaliger te geven, dan te ontvangen.
Handelingen 21:22Wat is er dan [te doen]? Het is gans nodig, dat de menigte samenkome; want zij zullen horen, dat gij gekomen zijt.
Handelingen 23:11En den volgenden nacht stond de Heere bij hem, en zeide: Heb goeden moed, Paulus, want gelijk gij te Jeruzalem van Mij betuigd hebt alzo moet gij ook te Rome getuigen.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken