G1249 διάκονος
knecht, dienaar, bediende

Bijbelteksten

Colossenzen 1:7Gelijk gij ook geleerd hebt van Epafras, onzen geliefden mededienstknecht, dewelke een getrouw dienaar van Christus is voor u;
Colossenzen 1:23Indien gij maar blijft in het geloof, gefondeerd en vast, en niet bewogen wordt van de hope des Evangelies, dat gij gehoord hebt, hetwelk gepredikt is onder al de kreature die onder den hemel is; van hetwelk ik Paulus een dienaar geworden ben;
Colossenzen 1:25Welker dienaar ik geworden ben, naar de bedeling van God, die mij gegeven is aan u, om te vervullen het Woord Gods;
Colossenzen 4:7Al mijn zaken zal u bekend maken Tychikus, de geliefde broeder, en getrouwe dienaar, en mededienstknecht in de Heere,
1 Thessalonicensen 3:2En hebben gezonden Timotheus, onzen broeder, en Gods dienaar, en onzen medearbeider in het Evangelie van Christus, om u te versterken, en u te vermanen van uw geloof;
1 Timotheus 3:8De diakenen insgelijks [moeten] eerbaar [zijn], niet tweetongig, niet die zich tot veel wijns begeven, geen vuil-gewinzoekers;
1 Timotheus 3:12Dat de diakenen ener vrouwe mannen zijn, die [hun] kinderen en hun eigen huizen wel regeren.
1 Timotheus 4:6Als gij deze dingen den broederen voorstelt, zo zult gij een goed dienaar van Jezus Christus zijn, opgevoed in de woorden des geloofs en der goede leer, welke gij achtervolgd hebt.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken