Mattheus 26:4 | En beraadslaagden te zamen, dat zij Jezus met listigheid vangen en doden zouden. |
Markus 7:22 | Dieverijen, gierigheden, boosheden, bedrog, ontuchtigheid, een boos oog, lastering, hovaardij, onverstand. |
Markus 14:1 | En het pascha, en [het feest] der ongehevelde [broden] was na twee dagen. En de overpriesters en de schriftgeleerden zochten, hoe zij Hem met listigheid vangen en doden zouden. |
Johannes 1:47 | En Nathanael zeide tot hem: Kan uit Nazareth iets goeds zijn? Filippus zeide tot hem: Kom en zie. |
Handelingen 13:10 | O gij kind des duivels, vol van alle bedrog, en van alle arglistigheid, vijand van alle gerechtigheid, zult gij niet ophouden te verkeren de rechte wegen des Heeren? |
Romeinen 1:29 | Vervuld zijnde met alle ongerechtigheid, hoererij, boosheid, gierigheid, kwaadheid, vol van nijdigheid, moord, twist, bedrog, kwaadaardigheid; |
2 Corinthiers 12:16 | Doch het zij zo, ik heb u niet bezwaard; maar alzo ik listig was, heb ik u met bedrog gevangen. |
1 Thessalonicensen 2:3 | Want onze vermaning is niet geweest uit verleiding, noch uit onreinigheid, noch met bedrog; |
1 Petrus 2:1 | Zo legt dan af alle kwaadheid, en alle bedrog, en geveinsdheid, en nijdigheid, en alle achterklappingen; |
1 Petrus 2:22 | Die geen zonde gedaan heeft, en er is geen bedrog in Zijn mond gevonden; |
1 Petrus 3:10 | Want wie het leven wil liefhebben, en goede dagen zien, die stille zijn tong van het kwaad, en zijn lippen, dat zij geen bedrog spreken; |