Mattheus 26:9 | Want deze zalf had kunnen duur verkocht, en [de penningen] den armen gegeven worden. |
Mattheus 26:42 | Wederom ten tweeden male heengaande, bad Hij, zeggende: Mijn Vader! Indien deze drinkbeker van Mij niet voorbij kan gaan, tenzij dat Ik hem drinke, Uw wil geschiede! |
Mattheus 26:53 | Of meent gij, dat Ik Mijn Vader nu niet kan bidden, en Hij zal Mij meer dan twaalf legioenen engelen bijzetten? |
Mattheus 26:61 | Maar ten laatste kwamen twee valse getuigen, en zeiden: Deze heeft gezegd: Ik kan den tempel Gods afbreken, en in drie dagen denzelven opbouwen. |
Mattheus 27:42 | Anderen heeft Hij verlost, Hij kan Zichzelven niet verlossen. Indien Hij de Koning Israels is, dat Hij nu afkome van het kruis, en wij zullen Hem geloven. |
Markus 1:40 | En tot Hem kwam een melaatse, biddende Hem, en vallende voor Hem op de knieen, en tot Hem zeggende: Indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen. |
Markus 1:45 | Maar hij uitgegaan zijnde, begon vele dingen te verkondigen en dat woord te verbreiden, alzo dat Hij niet meer openbaar in de stad kon komen, maar was buiten in de woeste plaatsen; en zij kwamen tot Hem van alle kanten. |
Markus 2:4 | En niet kunnende tot Hem genaken, overmits de schare, ontdekten zij het dak, waar Hij was; en [dat] opgebroken hebbende, lieten zij het beddeken neder, daar de geraakte op lag. |
Markus 2:7 | Wat spreekt Deze aldus [gods]lasteringen? Wie kan de zonden vergeven, dan alleen God? |
Markus 2:19 | En Jezus zeide tot hen: Kunnen ook de bruiloftskinderen vasten, terwijl de Bruidegom bij hen is? Zo langen tijd zij den Bruidegom bij zich hebben, kunnen zij niet vasten. |
Markus 3:20 | En zij kwamen in huis; en daar vergaderde wederom en schare, alzo dat zij ook zelfs niet konden brood eten. |
Markus 3:23 | En hen tot Zich geroepen hebbende, zeide Hij tot hen in gelijkenissen: Hoe kan de satan den satan uitwerpen? |
Markus 3:24 | En indien een koninkrijk tegen zichzelf verdeeld is, zo kan dat koninkrijk niet bestaan. |
Markus 3:25 | En indien een huis tegen zichzelf verdeeld is, zo kan dat huis niet bestaan. |
Markus 3:26 | En indien de satan tegen zichzelven opstaat, en verdeeld is, zo kan hij niet bestaan, maar heeft een einde. |
Markus 3:27 | Er kan niemand in het huis eens sterken ingaan en zijn vaten ontroven, indien hij niet eerst den sterke bindt; en alsdan zal hij zijn huis beroven. |
Markus 4:32 | En wanneer het gezaaid is, gaat het op, en wordt het meeste van al de moeskruiden, en maakt grote takken, alzo dat de vogelen des hemels onder zijn schaduw kunnen nestelen. |
Markus 4:33 | En door vele zulke gelijkenissen sprak Hij tot hen het Woord, naardat zij het horen konden. |
Markus 5:3 | Dewelke [zijn] woning in de graven had, en niemand kon hem binden, ook zelfs niet met ketenen. |
Markus 6:5 | En Hij kon aldaar geen kracht doen; dan Hij legde weinigen zieken de handen op, en genas hen. |