Handelingen 9:38 | En alzo Lydda nabij Joppe was, de discipelen, horende, dat Petrus aldaar was, zonden twee mannen tot hem, biddende, dat hij niet zou vertoeven tot hen over te komen. |
Handelingen 27:8 | En hetzelve nauwelijks voorbij zeilende, kwamen wij in een zekere plaats genaamd Schonehavens, waar de stad Lasea nabij was. |
Romeinen 10:8 | Maar wat zegt zij? Nabij u is het Woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het Woord des geloofs, hetwelk wij prediken. |
Efeziers 2:13 | Maar nu in Christus Jezus, zijt gij, die eertijds verre waart, nabij geworden door het bloed van Christus. |
Efeziers 2:17 | En komende, heeft Hij door het Evangelie vrede verkondigd u, die verre waart, en dien, die nabij waren. |
Filippenzen 4:5 | Uw bescheidenheid zij allen mensen bekend. De Heere is nabij. |
Hebreeen 6:8 | Maar die doornen en distelen draagt, die is verwerpelijk, en nabij de vervloeking, welker einde is tot verbranding. |
Hebreeen 8:13 | Als Hij zegt: Een nieuw [verbond], zo heeft Hij het eerste oud gemaakt; dat nu oud gemaakt is en verouderd, is nabij de verdwijning. |
Openbaring 1:3 | Zalig is hij, die leest, en zijn zij, die horen de woorden dezer profetie, en die bewaren, hetgeen in dezelve geschreven is; want de tijd is nabij. |
Openbaring 22:10 | En hij zeide tot mij: Verzegel de woorden der profetie dezes boeks niet; want de tijd is nabij. |