G1451 ἐγγύς
dichtbij, nabij

Bijbelteksten

Handelingen 9:38En alzo Lydda nabij Joppe was, de discipelen, horende, dat Petrus aldaar was, zonden twee mannen tot hem, biddende, dat hij niet zou vertoeven tot hen over te komen.
Handelingen 27:8En hetzelve nauwelijks voorbij zeilende, kwamen wij in een zekere plaats genaamd Schonehavens, waar de stad Lasea nabij was.
Romeinen 10:8Maar wat zegt zij? Nabij u is het Woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het Woord des geloofs, hetwelk wij prediken.
Efeziers 2:13Maar nu in Christus Jezus, zijt gij, die eertijds verre waart, nabij geworden door het bloed van Christus.
Efeziers 2:17En komende, heeft Hij door het Evangelie vrede verkondigd u, die verre waart, en dien, die nabij waren.
Filippenzen 4:5Uw bescheidenheid zij allen mensen bekend. De Heere is nabij.
Hebreeen 6:8Maar die doornen en distelen draagt, die is verwerpelijk, en nabij de vervloeking, welker einde is tot verbranding.
Hebreeen 8:13Als Hij zegt: Een nieuw [verbond], zo heeft Hij het eerste oud gemaakt; dat nu oud gemaakt is en verouderd, is nabij de verdwijning.
Openbaring 1:3Zalig is hij, die leest, en zijn zij, die horen de woorden dezer profetie, en die bewaren, hetgeen in dezelve geschreven is; want de tijd is nabij.
Openbaring 22:10En hij zeide tot mij: Verzegel de woorden der profetie dezes boeks niet; want de tijd is nabij.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken