G1492 εἴδω
zien, weten

Bijbelteksten

Mattheus 25:22En die de twee talenten ontvangen had, kwam ook tot hem, en zeide: Heere! twee talenten hebt gij mij gegeven; zie, twee andere talenten heb ik boven dezelve gewonnen.
Mattheus 25:25En bevreesd zijnde, ben ik heengegaan, en heb uw talent verborgen in de aarde; zie, gij hebt het uwe.
Mattheus 25:26Maar zijn heer, antwoordende, zeide tot hem: Gij boze en luie dienstknecht! gij wist, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb, en van daar vergader, waar ik niet gestrooid heb.
Mattheus 25:37Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden, zeggende: Heere! wanneer hebben wij U hongerig gezien, en gespijzigd? of dorstig, en te drinken gegeven?
Mattheus 25:38En wanneer hebben wij U een vreemdeling gezien, en geherbergd, of naakt en gekleed?
Mattheus 25:39En wanneer hebben wij U krank gezien, of in de gevangenis, en zijn tot U gekomen?
Mattheus 25:44Dan zullen ook dezen Hem antwoorden, zeggende: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien, of dorstig, of een vreemdeling, of naakt, of krank, of in de gevangenis, en hebben U niet gediend?
Mattheus 26:2Gij weet, dat na twee dagen het pascha is, en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden, om gekruisigd te worden.
Mattheus 26:8En Zijn discipelen, [dat] ziende, namen het zeer kwalijk, zeggende: Waartoe dit verlies?
Mattheus 26:58En Petrus volgde Hem van verre tot aan de zaal des hogepriesters, en binnengegaan zijnde, zat hij bij de dienaren, om het einde te zien.
Mattheus 26:65Toen verscheurde de hogepriester zijn klederen, zeggende: Hij heeft [God] gelasterd, wat hebben wij nog getuigen van node? Ziet, nu hebt gij Zijn [gods]lastering gehoord.
Mattheus 26:70Maar hij loochende het voor allen, zeggende: Ik weet niet, wat gij zegt.
Mattheus 26:71En als hij naar de voorpoort uitging, zag hem een andere [dienstmaagd], en zeide tot degenen, die aldaar [waren]: Deze was ook met Jezus den Nazarener.
Mattheus 26:72En hij loochende het wederom met een eed, [zeggende]: Ik ken den Mens niet.
Mattheus 26:74Toen begon hij [zich] te vervloeken, en te zweren: Ik ken den Mens niet.
Mattheus 27:3Toen heeft Judas, dien Hem verraden had, ziende, dat Hij veroordeeld was, berouw gehad, en heeft de dertig zilveren [penningen] den overpriesters en den ouderlingen wedergebracht,
Mattheus 27:18Want hij wist, dat zij Hem door nijdigheid overgeleverd hadden.
Mattheus 27:24Als nu Pilatus zag, dat hij niet vorderde, maar veel meer [dat er] oproer werd, nam hij water en wies de handen voor de schare, zeggende: Ik ben onschuldig aan het bloed dezes Rechtvaardigen; gijlieden moogt toezien.
Mattheus 27:49Doch de anderen zeiden: Houd op, laat ons zien, of Elias komt, om Hem te verlossen.
Mattheus 27:54En de hoofdman over honderd, en die met hem Jezus bewaarden, ziende de aardbeving, en de dingen, die geschied waren, werden zeer bevreesd, zeggende: Waarlijk, Deze was Gods Zoon!

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen