G1537 ἐκ
uit

Bijbelteksten

Romeinen 16:10Groet Apelles, die beproefd is in Christus. Groet hen, die van het [huisgezin] van Aristobulus [zijn].
Romeinen 16:11Groet Herodion, die van mijn maagschap is. Groet hen, die van [het huisgezin] van Narcissus [zijn], degenen [namelijk], die in den Heere zijn.
1 Corinthiers 1:30Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing;
1 Corinthiers 2:12Doch wij hebben niet ontvangen den geest der wereld, maar den Geest, Die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen, die ons van God geschonken zijn;
1 Corinthiers 5:2En zijt gij [nog] opgeblazen, en hebt niet veel meer leed gedragen, opdat hij uit het midden van u weggedaan worde, die deze daad begaan heeft?
1 Corinthiers 5:10Doch niet geheellijk met de hoereerders dezer wereld, of met de gierigaards, of met de rovers, of met de afgodendienaars; want anders zoudt gij moeten uit de wereld gaan.
1 Corinthiers 5:13Maar die buiten zijn oordeelt God. En doet gij deze boze uit ulieden weg.
1 Corinthiers 7:5Onttrekt u elkander niet, tenzij dan met [beider] toestemming voor een tijd, opdat gij u tot vasten en bidden moogt verledigen; en komt wederom bijeen, opdat u de satan niet verzoeke, omdat gij u niet kunt onthouden.
1 Corinthiers 7:7Want ik wilde, dat alle mensen waren, gelijk als ikzelf [ben]; maar een iegelijk heeft zijn eigen gave van God, de een wel aldus, maar de ander alzo.
1 Corinthiers 8:6Nochtans hebben wij [maar] een God, den Vader, uit Welken alle dingen zijn, en wij tot Hem; en [maar] een Heere, Jezus Christus, door Welken alle dingen zijn, en wij door Hem.
1 Corinthiers 9:7Wie dient ooit in den krijg op eigen bezoldiging? Wie plant een wijngaard, en eet niet van zijn vrucht? Of wie weidt een kudde, en eet niet van de melk der kudde?
1 Corinthiers 9:13Weet gij niet, dat degenen, die de heilige dingen bedienen, van het heilige eten? [En] die steeds bij het altaar zijn, met het altaar delen?
1 Corinthiers 9:14Alzo heeft ook de Heere geordineerd dengenen, die het Evangelie verkondigen, dat zij van het Evangelie leven.
1 Corinthiers 9:19Want daar ik van allen vrij was, heb ik mijzelven allen dienstbaar gemaakt, opdat ik er meer zou winnen.
1 Corinthiers 10:4En allen denzelfden geestelijken drank gedronken hebben; want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde; en de steenrots was Christus.
1 Corinthiers 10:17Want een brood [is het, zo] zijn wij velen een lichaam, dewijl wij allen eens broods deelachtig zijn.
1 Corinthiers 11:8Want de man is uit de vrouw niet, maar de vrouw is uit den man.
1 Corinthiers 11:12Want gelijkerwijs de vrouw uit den man is, alzo is ook de man door de vrouw; doch alle dingen [zijn] uit God.
1 Corinthiers 11:28Maar de mens beproeve zichzelven, en ete alzo van het brood, en drinke van den drinkbeker.
1 Corinthiers 12:15Indien de voet zeide: Dewijl ik de hand niet ben, zo ben ik van het lichaam niet; is hij daarom niet van het lichaam?

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin