G1537 ἐκ
uit

Bijbelteksten

Titus 3:5Heeft Hij ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes;
Hebreeen 1:13En tot welken der engelen heeft Hij ooit gezegd: Zit aan Mijn rechter[hand], totdat Ik Uw vijanden zal gezet hebben tot een voetbank Uwer voeten?
Hebreeen 2:11Want en Hij, Die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit een; om welke oorzaak Hij Zich niet schaamt hen broeders te noemen.
Hebreeen 3:13Maar vermaant elkander te allen dage, zolang als het heden genaamd wordt, opdat niet iemand uit u verhard worde door de verleiding der zonde.
Hebreeen 3:16Want sommigen, als zij die gehoord hadden, hebben [Hem] verbitterd, doch niet allen, die uit Egypte door Mozes uitgegaan zijn.
Hebreeen 4:1Laat ons dan vrezen, dat niet te eniger tijd, de belofte van in Zijn rust in te gaan nagelaten zijnde, iemand van u schijne achtergebleven te zijn.
Hebreeen 5:1Want alle hogepriester, uit de mensen genomen, wordt gesteld voor de mensen in de zaken, die bij God [te doen zijn], opdat hij offere gaven en slachtofferen voor de zonden;
Hebreeen 5:7Die in de dagen Zijns vleses, gebeden en smekingen tot Dengene, Die Hem uit den dood kon verlossen, met sterke roeping en tranen geofferd hebbende, en verhoord zijnde uit de vreze,
Hebreeen 7:4Aanmerkt nu, hoe groot deze geweest zij, aan denwelken ook Abraham, de patriarch, tienden gegeven heeft uit den buit.
Hebreeen 7:5En die uit de kinderen van Levi het priesterdom ontvangen, hebben wel bevel om tienden te nemen van het volk, naar de wet, dat is, van hun broederen, hoewel die uit de lenden van Abraham voortgekomen zijn.
Hebreeen 7:6Maar hij, die zijn geslachtsrekening uit hen niet heeft, die heeft van Abraham tienden genomen, en hem, die de beloftenissen had, heeft hij gezegend.
Hebreeen 7:12Want het priesterschap veranderd zijnde, zo geschiedt er ook noodzakelijk verandering der wet.
Hebreeen 7:14Want het is openbaar, dat onze Heere uit Juda gesproten is, op welken stam Mozes niets gesproken heeft van het priesterschap.
Hebreeen 8:9Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage, als Ik hen bij de hand nam, om hen uit Egypteland te leiden; want zij zijn in dit Mijn verbond niet gebleven, en Ik heb op hen niet geacht, zegt de Heere.
Hebreeen 9:28Alzo ook Christus, eenmaal geofferd zijnde, om veler zonden weg te nemen, zal ten anderen male zonder zonde gezien worden van degenen, die Hem verwachten tot zaligheid.
Hebreeen 10:38Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven; en zo [iemand] zich onttrekt, Mijn ziel heeft in hem geen behagen.
Hebreeen 11:3Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden.
Hebreeen 11:19Waaruit hij hem ook bij gelijkenis wedergekregen heeft.
Hebreeen 11:35De vrouwen hebben hare doden uit de opstanding [weder]gekregen; en anderen zijn uitgerekt geworden, de [aangeboden] verlossing niet aannemende, opdat zij een betere opstanding verkrijgen zouden.
Hebreeen 13:10Wij hebben een altaar, van hetwelk geen macht hebben te eten, die den tabernakel dienen.

Mede mogelijk dankzij