G1859 ἑορτή
feest, feestdag

Bijbelteksten

Johannes 12:20En er waren sommige Grieken uit degenen, die opgekomen waren, opdat zij op het feest zouden aanbidden;
Johannes 13:1En voor het feest van het pascha, Jezus wetende, dat Zijn ure gekomen was, dat Hij uit deze wereld zou overgaan tot den Vader, alzo Hij de Zijnen, die in de wereld waren, liefgehad had, zo heeft Hij hen liefgehad tot het einde.
Johannes 13:29Want sommigen meenden, dewijl Judas de beurs had, dat hem Jezus zeide: Koop hetgeen wij van node hebben tot het feest, of, dat hij den armen wat geven zou.
Handelingen 18:21Maar hij nam afscheid van hen, zeggende: Ik moet ganselijk het toekomende feest te Jeruzalem houden; doch ik zal tot u wederkeren, zo God wil. En hij voer weg van Efeze.
Colossenzen 2:16Dat u dan niemand oordele in spijze of in drank, of in het stuk des feest[dags], of der nieuwe maan, of der sabbatten,

Mede mogelijk dankzij