Handelingen 13:40 | Ziet dan toe, dat over ulieden niet kome, hetgeen gezegd is in de profeten: |
Handelingen 17:28 | Want in Hem leven wij, en bewegen ons, en zijn wij; gelijk ook enigen van uw poeten gezegd hebben: Want wij zijn ook Zijn geslacht. |
Handelingen 20:38 | Zeer bedroefd zijnde, allermeest over het woord, dat hij gezegd had, dat zij zijn aangezicht niet meer zien zouden; en zij geleidden hem naar het schip. |
Handelingen 23:5 | En Paulus zeide: Ik wist niet, broeders! dat het de hogepriester was; want er is geschreven: Den overste uws volks zult gij niet vloeken. |
Romeinen 3:5 | Indien nu onze ongerechtigheid Gods gerechtigheid bevestigt, wat zullen wij zeggen? Is God onrechtvaardig, als Hij toorn over [ons] brengt? (Ik spreek naar den mens.) |
Romeinen 4:1 | Wat zullen wij dan zeggen, dat Abraham, onze vader, verkregen heeft naar het vlees? |
Romeinen 4:18 | Welke tegen hoop op hoop geloofd heeft, dat hij zou worden een vader van vele volken; volgens hetgeen gezegd was: Alzo zal uw zaad wezen. |
Romeinen 6:1 | Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade te meerder worde? |
Romeinen 7:7 | Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Dat zij verre. Ja, ik kende de zonde niet dan door de wet; want ook had ik de begeerlijkheid niet geweten [zonde te zijn], indien de wet niet zeide: Gij zult niet begeren. |
Romeinen 8:31 | Wat zullen wij dan tot deze dingen zeggen? Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? |
Romeinen 9:14 | Wat zullen wij dan zeggen? Is er onrechtvaardigheid bij God? Dat zij verre. |
Romeinen 9:19 | Gij zult dan tot mij zeggen: Wat klaagt Hij [dan] nog? Want wie heeft Zijn wil wederstaan? |
Romeinen 9:20 | Maar toch, o mens, wie zijt gij, die tegen God antwoordt? Zal ook het maaksel tot dengene, die het gemaakt heeft, zeggen: Waarom hebt gij mij alzo gemaakt? |
Romeinen 9:30 | Wat zullen wij dan zeggen? Dat de heidenen, die de rechtvaardigheid niet zochten, de rechtvaardigheid verkregen hebben, doch de rechtvaardigheid, die uit het geloof is. |
Romeinen 11:19 | Gij zult dan zeggen: De takken zijn afgebroken, opdat ik zou ingeent worden. |
1 Corinthiers 14:16 | Anderszins, indien gij dankzegt met den geest, hoe zal degene, die de plaats eens ongeleerden vervult, amen zeggen op uw dankzegging, dewijl hij niet weet, wat gij zegt? |
1 Corinthiers 14:23 | Indien dan de gehele Gemeente bijeenvergaderd ware, en zij allen in [vreemde] talen spraken, en [enige] ongeleerden of ongelovigen inkwamen, zouden zij niet zeggen, dat gij uitzinnig waart? |
1 Corinthiers 15:35 | Maar, zal iemand zeggen: Hoe zullen de doden opgewekt worden, en met hoedanig een lichaam zullen zij komen? |
2 Corinthiers 12:6 | Want zo ik roemen wil, ik zal niet onwijs zijn, want ik zal de waarheid zeggen; maar ik houde [daarvan] af, opdat niemand van mij denke boven hetgeen hij ziet, dat ik ben, of dat hij uit mij hoort. |
2 Corinthiers 12:9 | En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg; want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Zo zal ik dan veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij wone. |