G2198 ζάω
leven, ademen, levend water, fris, sterk, daadkrachtig zijn

Bijbelteksten

Handelingen 26:5Als die van over lang mij te voren gekend hebben (indien zij het wilden getuigen), dat ik, naar de bescheidenste sekte van onzen godsdienst, [als] een Farizeer geleefd heb.
Handelingen 28:4En als de barbaren het beest zagen aan zijn hand hangen, zeiden zij tot elkander: Deze mens is gewisselijk een doodslager, welken de wraak niet laat leven, daar hij uit de zee ontkomen is.
Romeinen 1:17Want de rechtvaardigheid Gods wordt in hetzelve geopenbaard uit geloof tot geloof; gelijk geschreven is: Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven.
Romeinen 6:2Dat zij verre. Wij, die der zonde gestorven zijn, hoe zullen wij nog in dezelve leven?
Romeinen 6:10Want dat Hij gestorven is, dat is Hij der zonde eenmaal gestorven; en dat Hij leeft, dat leeft Hij Gode.
Romeinen 6:11Alzo ook gijlieden, houdt het daarvoor dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onzen Heere.
Romeinen 6:13En stelt uwe leden niet der zonde tot wapenen der ongerechtigheid; maar stelt uzelven Gode, als uit de doden levende [geworden] zijnde, en [stelt] uw leden Gode tot wapenen der gerechtigheid.
Romeinen 7:1Weet gij niet, broeders! (want ik spreek tot degenen, die de wet verstaan) dat de wet heerst over den mens, zo langen tijd als hij leeft?
Romeinen 7:2Want een vrouw, die onder den man staat, is aan den levenden man verbonden door de wet; maar indien de man gestorven is, zo is zij vrijgemaakt van de wet des mans.
Romeinen 7:3Daarom dan, indien zij eens anderen mans wordt, terwijl de man leeft, zo zal zij een overspeelster genaamd worden; maar indien de man gestorven is, zo is zij vrij van de wet, alzo dat zij geen overspeelster is, als zij eens anderen mans wordt.
Romeinen 7:9En zonder de wet, zo leefde ik eertijds; maar als het gebod gekomen is, zo is de zonde weder levend geworden, doch ik ben gestorven.
Romeinen 8:12Zo dan, broeders, wij zijn schuldenaars niet aan het vlees, om naar het vlees te leven.
Romeinen 8:13Want indien gij naar het vlees leeft, zo zult gij sterven; maar indien gij door den Geest de werkingen des lichaams doodt, zo zult gij leven.
Romeinen 9:26En het zal zijn, in de plaats, waar tot hen gezegd was: Gijlieden zijt Mijn volk niet, aldaar zullen zij kinderen des levenden Gods genaamd worden.
Romeinen 10:5Want Mozes beschrijft de rechtvaardigheid, die uit de wet is, [zeggende]: De mens, die deze dingen doet, zal door dezelve leven.
Romeinen 12:1Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige [en] Gode welbehagelijke offerande, [welke is] uw redelijke godsdienst.
Romeinen 14:7Want niemand van ons leeft zichzelven, en niemand sterft zichzelven.
Romeinen 14:8Want hetzij dat wij leven, wij leven den Heere; hetzij dat wij sterven, wij sterven den Heere. Hetzij dan dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heeren.
Romeinen 14:9Want daartoe is Christus ook gestorven, en opgestaan, en weder levend geworden, opdat Hij beiden over doden en levenden heersen zou.
Romeinen 14:11Want er is geschreven: Ik leef, zegt de Heere; voor Mij zal alle knie zich buigen, en alle tong zal God belijden.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken