1 Timotheus 2:6 | Die Zichzelven gegeven heeft [tot] een rantsoen voor allen, [zijnde] de getuigenis te zijner tijd; |
1 Timotheus 3:4 | Die zijn eigen huis wel regeert, [zijn] kinderen in onderdanigheid houdende, met alle stemmigheid; |
1 Timotheus 3:5 | (Want zo iemand zijn eigen huis niet weet te regeren, hoe zal hij voor de Gemeente Gods zorg dragen?) |
1 Timotheus 3:12 | Dat de diakenen ener vrouwe mannen zijn, die [hun] kinderen en hun eigen huizen wel regeren. |
1 Timotheus 4:2 | Door geveinsdheid der leugensprekers, hebbende hun eigen geweten [als] met een brandijzer toegeschroeid; |
1 Timotheus 5:4 | Maar zo enige weduwe kinderen heeft, of kindskinderen, dat die leren eerst aan hun eigen huis godzaligheid oefenen, en den voorouderen wedervergelding te doen; want dat is goed en aangenaam voor God. |
1 Timotheus 5:8 | Doch zo iemand de zijnen, en voornamelijk [zijn] huisgenoten, niet verzorgt, die heeft het geloof verloochend, en is erger dan een ongelovige. |
1 Timotheus 6:1 | De dienstknechten, zovelen als er onder het juk zijn, zullen hun heren alle eer waardig achten, opdat de Naam van God, en de leer niet gelasterd worde. |
1 Timotheus 6:15 | Welke te Zijner tijd vertonen zal de zalige en alleen machtige Heere, de Koning der koningen, en Heere der heren; |
2 Timotheus 1:9 | Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping; niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, voor de tijden der eeuwen; |
2 Timotheus 4:3 | Want er zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde leer niet zullen verdragen; maar kittelachtig zijnde van gehoor, zullen zij zichzelven leraars opgaderen, naar hun eigen begeerlijkheden; |
Titus 1:3 | [Namelijk] Zijn Woord, door de prediking, die mij toebetrouwd is, naar het bevel van God, onze Zaligmaker; aan Titus, [mijn] oprechte zoon, naar het gemeen geloof: |
Titus 1:12 | Een uit hen, zijnde hun eigen profeet, heeft gezegd: De Kretensen zijn altijd leugenachtig, kwade beesten, luie buiken. |
Titus 2:5 | Matig te zijn, kuis te zijn, het huis te bewaren, goed te zijn, haar eigen mannen onderdanig te zijn, opdat het Woord Gods niet gelasterd worde. |
Titus 2:9 | [Vermaan] den dienstknechten, dat zij hun eigen heren onderdanig zijn, dat zij in alles welbehagelijk zijn, niet tegensprekende; |
Hebreeen 4:10 | Want die ingegaan is in Zijn rust, heeft zelf ook van zijn werken gerust, gelijk God van de Zijne. |
Hebreeen 7:27 | Dien het niet allen dag nodig was, gelijk den hogepriesters, eerst voor zijn eigen zonden slachtofferen op te offeren, daarna, [voor de zonden] des volks; want dat heeft Hij eenmaal gedaan, als Hij Zichzelven opgeofferd heeft. |
Hebreeen 9:12 | Noch door het bloed der bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende. |
Hebreeen 13:12 | Daarom heeft ook Jezus, opdat Hij door Zijn eigen bloed het volk zou heiligen, buiten de poort geleden. |
Jakobus 1:14 | Maar een iegelijk wordt verzocht, als hij van zijn eigen begeerlijkheid afgetrokken en verlokt wordt. |