Handelingen 1:5 | Want Johannes doopte wel met water, maar gij zult met den Heiligen Geest gedoopt worden, niet lang na deze dagen. |
Handelingen 1:13 | En als zij ingekomen waren, gingen zij op in de opperzaal, waar zij bleven, [namelijk] Petrus en Jakobus, en Johannes en Andreas, Filippus en Thomas, Bartholomeus en Mattheus, Jakobus, [de zoon] van Alfeus, en Simon Zelotes, en Judas, [de broeder] van Jakobus. |
Handelingen 1:22 | Beginnende van den doop van Johannes, tot den dag toe, in welken Hij van ons opgenomen is, een derzelven met ons getuige worde van Zijn opstanding. |
Handelingen 3:1 | Petrus nu en Johannes gingen te zamen op naar den tempel, omtrent de ure des gebeds, zijnde de negende [ure]; |
Handelingen 3:3 | Welke, Petrus en Johannes ziende, als zij in den tempel zouden ingaan, bad, dat hij een aalmoes mocht ontvangen. |
Handelingen 3:4 | En Petrus, sterk op hem ziende, met Johannes, zeide: Zie op ons. |
Handelingen 3:11 | En als de kreupele, die gezond gemaakt was, [aan] Petrus en Johannes vasthield, liep al het volk gezamenlijk tot hen in het voorhof, hetwelk Salomo's [voorhof] genaamd wordt, verbaasd zijnde. |
Handelingen 4:6 | En Annas, de hogepriester, en Kajafas, en Johannes, en Alexander, en zovele er van het hogepriesterlijk geslacht waren. |
Handelingen 4:13 | Zij nu, ziende de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes, en vernemende, dat zij ongeleerde en slechte mensen waren, verwonderden zich, en kenden hen, dat zij met Jezus geweest waren. |
Handelingen 4:19 | Maar Petrus en Johannes, antwoordende, zeiden tot hen: Oordeelt gij, of het recht is voor God, ulieden meer te horen dan God. |
Handelingen 8:14 | Als nu de apostelen, die te Jeruzalem waren, hoorden, dat Samaria het Woord Gods aangenomen had, zonden zij tot hen Petrus en Johannes; |
Handelingen 10:37 | Gijlieden weet de zaak, die geschied is door geheel Judea, beginnende van Galilea, na den doop, welken Johannes gepredikt heeft; |
Handelingen 11:16 | En ik werd gedachtig aan het woord des Heeren, hoe Hij zeide: Johannes doopte wel met water, maar gijlieden zult gedoopt worden met den Heiligen Geest. |
Handelingen 12:2 | En hij doodde Jakobus, den broeder van Johannes, met het zwaard. |
Handelingen 12:12 | En als hij [alles] overlegd had, ging hij naar het huis van Maria, de moeder van Johannes, die toegenaamd was Markus, alwaar velen samenvergaderd en biddende waren. |
Handelingen 12:25 | Barnabas nu en Saulus keerden wederom van Jeruzalem, als zij den dienst volbracht hadden, medegenomen hebbende ook Johannes, die toegenaamd werd Markus. |
Handelingen 13:5 | En gekomen zijnde te Salamis, verkondigden zij het woord Gods in de synagogen der Joden; en zij hadden ook Johannes tot een dienaar. |
Handelingen 13:13 | En Paulus, en die met hem waren, van Pafos afgevaren zijnde, kwamen te Perge, [een stad] in Pamfylie. Maar Johannes, van hen scheidende, keerde weder naar Jeruzalem. |
Handelingen 13:24 | Als Johannes eerst al den volke Israels voor Zijn aankomst, gepredikt had den doop der bekering. |
Handelingen 13:25 | Doch als Johannes den loop vervulde, zeide hij: Wien meent gijlieden, dat ik ben? Ik ben [de Christus] niet; maar ziet, Hij komt na mij, Wien ik niet waardig ben de schoenen [Zijner] voeten te ontbinden. |