G2606 καταγελάω
uitlachen, bespotten

Bijbelteksten

Mattheus 9:24Zeide Hij tot hen: Vertrekt; want het dochtertje is niet dood, maar slaapt. En zij belachten Hem.
Markus 5:40En zij belachten Hem; maar Hij, als Hij hen allen had uitgedreven, nam bij Zich den vader en de moeder des kinds, en degenen die met Hem [waren], en ging binnen, waar het kind lag.
Lukas 8:53En zij belachten Hem, wetende, dat zij gestorven was.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken