Mattheus 13:4 | En als hij zaaide, viel een deel [van het zaad] bij den weg; en de vogelen kwamen en aten datzelve op. |
Mattheus 23:13 | Maar wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeen, gij geveinsden! want gij sluit het Koninkrijk der hemelen voor de mensen, overmits gij [daar] niet ingaat, noch degenen, die ingaan zouden, laat ingaan. |
Markus 4:4 | En het geschiedde in het zaaien, dat het ene [deel zaads] viel bij den weg; en de vogelen des hemels kwamen, en aten het op. |
Markus 12:40 | Welke de huizen der weduwen opeten, en [dat] onder den schijn van lang te bidden. Dezen zullen zwaarder oordeel ontvangen. |
Lukas 8:5 | Een zaaier ging uit, om zijn zaad te zaaien; en als hij zaaide, viel het ene bij den weg, en werd vertreden, en de vogelen des hemels aten dat op. |
Lukas 15:30 | Maar als deze uw zoon gekomen is, die uw goed met hoeren doorgebracht heeft, zo hebt gij hem het gemeste kalf geslacht. |
Lukas 20:47 | Die der weduwen huizen opeten, en onder een schijn lange gebeden doen; dezen zullen zwaarder oordeel ontvangen. |
Johannes 2:17 | En Zijn discipelen werden indachtig, dat er geschreven is: De ijver van Uw huis heeft mij verslonden. |
2 Corinthiers 11:20 | Want gij verdraagt het, zo u iemand dienstbaar maakt, zo [u] iemand opeet, zo iemand [van u] neemt, zo zich iemand verheft, zo u iemand in het aangezicht slaat. |
Galaten 5:15 | Maar indien gij elkander bijt en vereet, ziet toe, dat gij van elkander niet verteerd wordt. |
Openbaring 10:9 | En ik ging henen tot den engel, zeggende tot hem: Geef mij dat boeksken. En hij zeide tot mij: Neem dat en eet het op; en het zal uw buik bitter maken, maar in uw mond zal het zoet zijn als honig. |
Openbaring 10:10 | En ik nam dat boeksken uit de hand des engels, en ik at dat op; en het was in mijn mond zoet als honig, en als ik het gegeten had, werd mijn buik bitter. |
Openbaring 11:5 | En zo iemand die wil beschadigen, een vuur zal uit hun mond uitgaan, en zal hun vijanden verslinden; en zo iemand hen wil beschadigen, die moet alzo gedood worden. |
Openbaring 12:4 | En zijn staart trok het derde [deel] der sterren des hemels, en wierp die op de aarde. En de draak stond voor de vrouw, die baren zou, opdat hij haar kind zou verslinden, wanneer zij het zou gebaard hebben. |
Openbaring 20:9 | En zij zijn opgekomen op de breedte der aarde, en omringden de legerplaats der heiligen, en de geliefde stad; en er kwam vuur neder van God uit den hemel, en heeft hen verslonden. |