Mattheus 6:28 | En wat zijt gij bezorgd voor de kleding? Aanmerkt de lelien des velds, hoe zij wassen; zij arbeiden niet, en spinnen niet; |
Mattheus 11:28 | Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. |
Lukas 5:5 | En Simon antwoordde en zeide tot Hem: Meester, wij hebben den gehelen nacht over gearbeid, en niet gevangen; doch op Uw woord zal ik het net uitwerpen. |
Lukas 12:27 | Aanmerkt de lelien, hoe zij wassen; zij arbeiden niet, en spinnen niet; en Ik zeg u: ook Salomo in al zijn heerlijkheid is niet bekleed geweest als een van deze. |
Johannes 4:6 | En aldaar was de fontein Jakobs. Jezus dan, vermoeid zijnde van de reize, zat alzo neder nevens de fontein. Het was omtrent de zesde ure. |
Johannes 4:38 | Ik heb u uitgezonden, om te maaien, hetgeen gij niet bearbeid hebt; anderen hebben het bearbeid, en gij zijt tot hun arbeid ingegaan. |
Handelingen 20:35 | Ik heb u in alles getoond, dat men, alzo arbeidende, de zwakken moet opnemen, en gedenken aan de woorden van den Heere Jezus, dat Hij gezegd heeft: Het is zaliger te geven, dan te ontvangen. |
Romeinen 16:6 | Groet Maria, die veel voor ons gearbeid heeft. |
Romeinen 16:12 | Groet Tryfena en Tryfosa, [vrouwen] die in den Heere arbeiden. Groet Persis, de beminde [zuster], die veel gearbeid heeft in den Heere. |
1 Corinthiers 4:12 | En arbeiden, werkende met onze eigen handen; wij worden gescholden, en wij zegenen; wij worden vervolgd, en wij verdragen; |
1 Corinthiers 15:10 | Doch door de genade Gods ben ik, dat ik ben; en Zijn genade, die [aan] mij [bewezen is], is niet ijdel geweest, maar ik heb overvloediger gearbeid dan zij allen; doch niet ik, maar de genade Gods, Die met mij is. |
1 Corinthiers 16:16 | Dat gij ook u aan de zodanigen onderwerpt, en aan een iegelijk, die medewerkt en arbeidt. |
Galaten 4:11 | Ik vrees voor u, dat ik niet enigszins tevergeefs aan u gearbeid heb. |
Efeziers 4:28 | Die gestolen heeft, stele niet meer, maar arbeide liever, werkende dat goed is met de handen, opdat hij hebbe mede te delen dengene, die nood heeft. |
Filippenzen 2:16 | Voorhoudende het woord des levens, mij tot een roem tegen den dag van Christus, dat ik niet tevergeefs heb gelopen, noch tevergeefs gearbeid. |
Colossenzen 1:29 | Waartoe ik ook arbeide, strijdende naar Zijn werking, die in mij werkt met kracht. |
1 Thessalonicensen 5:12 | En wij bidden u, broeders, erkent degenen, die onder u arbeiden, en uw voorstanders zijn in den Heere, en u vermanen; |
1 Timotheus 4:10 | Want hiertoe arbeiden wij ook, en worden versmaad, omdat wij gehoopt hebben op den levenden God, Die een Behouder is aller mensen, [maar] allermeest der gelovigen. |
1 Timotheus 5:17 | Dat de ouderlingen, die wel regeren, dubbele eer waardig geacht worden, voornamelijk die arbeiden in het Woord en de leer. |
2 Timotheus 2:6 | De landman, als hij arbeidt, moet alzo eerst de vruchten genieten. |