G3037 λίθος
steen

Bijbelteksten

Lukas 4:11En dat zij U op de handen nemen zullen, opdat Gij Uw voet niet te eniger tijd aan een steen stoot.
Lukas 11:11En wat vader onder u, dien de zoon om brood bidt, zal hem een steen geven, of ook om een vis, zal hem voor een vis een slang geven?
Lukas 19:40En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Ik zeg ulieden, dat, zo deze zwijgen, de stenen haast roepen zullen.
Lukas 19:44En zullen u tot den grond nederwerpen, en uw kinderen in u; en zij zullen in u den [enen] steen op den [anderen] steen niet laten; daarom dat gij den tijd uwer bezoeking niet bekend hebt.
Lukas 20:17Maar Hij zag hen aan, en zeide: Wat is dan dit, hetwelk geschreven staat: De steen, dien de bouwlieden verworpen hebben, deze is tot een hoofd des hoeks geworden?
Lukas 20:18Een iegelijk, die op dien steen valt, zal verpletterd worden, en op wien hij valt, dien zal hij vermorzelen.
Lukas 21:5En als sommigen zeiden van den tempel, dat hij met schonen stenen en begiftigingen versierd was, zeide Hij:
Lukas 21:6[Wat] deze dingen [aangaat], die gij aanschouwt, er zullen dagen komen, in welke niet [een] steen op [den anderen] steen zal gelaten worden, die niet zal worden afgebroken.
Lukas 22:41En Hij scheidde Zich van hen af, omtrent een steenworp; en knielde neder en bad,
Lukas 24:2En zij vonden den steen afgewenteld van het graf.
Johannes 8:7En als zij Hem bleven vragen, richtte Hij Zich op, en zeide tot hen: Die van ulieden zonder zonde is, werpe eerst den steen op haar.
Johannes 8:59Zij namen dan stenen op, dat zij ze op Hem wierpen. Maar Jezus verborg Zich, en ging uit den tempel, gaande door het midden van hen; en ging alzo voorbij.
Johannes 10:31De Joden dan namen wederom stenen op, om Hem te stenigen.
Johannes 11:38Jezus dan wederom in Zichzelven zeer bewogen zijnde, kwam tot het graf; en het was een spelonk, en een steen was daarop gelegd.
Johannes 11:39Jezus zeide: Neemt den steen weg. Martha, de zuster des gestorvenen, zeide tot Hem: Heere, hij riekt nu al, want hij heeft vier dagen [aldaar gelegen].
Johannes 11:41Zij namen dan den steen weg, waar de gestorvene lag. En Jezus hief de ogen opwaarts, en zeide: Vader, Ik dank U, dat Gij Mij gehoord hebt.
Johannes 20:1En op den eersten [dag] der week ging Maria Magdalena vroeg, als het nog duister was, naar het graf; en zag den steen van het graf weggenomen.
Handelingen 4:11Deze is de Steen, Die van u, de bouwlieden, veracht is, Welke tot een hoofd des hoeks geworden is.
Handelingen 17:29Wij dan, zijnde Gods geslacht, moeten niet menen, dat de Godheid goud, of zilver, of steen gelijk zij, welke door mensenkunst en bedenking gesneden zijn.
Romeinen 9:32Waarom? Omdat zij [die zochten] niet uit het geloof, maar als uit de werken der wet, want zij hebben zich gestoten aan den steen des aanstoots;

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin