G3326 μετά
met, na, achter

Bijbelteksten

Handelingen 28:31Predikende het Koninkrijk Gods, en lerende van den Heere Jezus Christus met alle vrijmoedigheid, onverhinderd.
Romeinen 12:15Verblijdt u met de blijden; en weent met de wenenden.
Romeinen 12:18Indien het mogelijk is, zoveel in u is, houdt vrede met alle mensen.
Romeinen 15:10En wederom zegt Hij: Weest vrolijk, gij heidenen met Zijn volk!
Romeinen 15:33En de God des vredes zij met u allen. Amen.
Romeinen 16:20En de God des vredes zal den satan haast onder uw voeten verpletteren. De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met ulieden. Amen.
Romeinen 16:24De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen.
1 Corinthiers 6:6Maar de [ene] broeder gaat met den [anderen] broeder te recht, en dat voor ongelovigen.
1 Corinthiers 6:7Zo is er dan nu ganselijk gebrek onder u, dat gij met elkander rechtzaken hebt. Waarom lijdt gij niet liever ongelijk? Waarom lijdt gij niet liever schade?
1 Corinthiers 7:12Maar den anderen zeg ik, niet de Heere: Indien enig broeder een ongelovige vrouw heeft, en dezelve tevreden is bij hem te wonen, dat hij ze niet verlate.
1 Corinthiers 7:13En een vrouw, die een ongelovige man heeft, en hij tevreden is bij haar te wonen, dat zij hem niet verlate.
1 Corinthiers 11:25Desgelijks [nam] Hij ook den drinkbeker, na het eten des avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed. Doet dat, zo dikwijls als gij [dien] zult drinken, tot Mijn gedachtenis.
1 Corinthiers 16:11Dat hem dan niemand verachte; maar geleidt hem in vrede, opdat hij tot mij kome; want ik verwacht hem met de broederen.
1 Corinthiers 16:12En wat aangaat Apollos, den broeder, ik heb hem zeer gebeden, dat hij met de broederen tot u komen zou; maar het was ganselijk [zijn] wil niet, dat hij nu zou komen; doch hij zal komen, wanneer het hem wel gelegen zal zijn.
1 Corinthiers 16:23De genade van den Heere Jezus Christus zij met u.
1 Corinthiers 16:24Mijn liefde zij met u allen in Christus Jezus. Amen.
2 Corinthiers 6:15En wat samenstemming heeft Christus met Belial, of wat deel heeft de gelovige met den ongelovige?
2 Corinthiers 6:16Of wat samenvoeging heeft de tempel Gods met de afgoden? Want gij zijt de tempel des levenden Gods; gelijkerwijs God gezegd heeft: Ik zal in hen wonen, en Ik zal onder [hen] wandelen; en Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mij een volk zijn.
2 Corinthiers 7:15En zijn innerlijke bewegingen zijn te overvloediger jegens u, als hij uw aller gehoorzaamheid overdenkt, hoe gij hem met vreze en beven hebt ontvangen.
2 Corinthiers 8:4Ons met vele vermaning biddende, dat wij wilden aannemen de gave en de gemeenschap dezer bediening, die voor de heiligen [geschiedt].

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs