1 Timotheus 1:4 | Noch zich te begeven tot fabelen en oneindelijke geslachtsrekeningen, welke meer [twist]vragen voortbrengen dan stichting Gods, die in het geloof is. |
1 Timotheus 5:22 | Leg niemand haastelijk de handen op, en heb geen gemeenschap aan anderer zonden; bewaar uzelven rein. |
1 Timotheus 6:17 | Beveel den rijken in deze tegenwoordige wereld, dat zij niet hoogmoedig zijn, noch [hun] hoop stellen op de ongestadigheid des rijkdoms, maar op den levenden God, Die ons alle dingen rijkelijk verleent, om te genieten; |
2 Timotheus 1:8 | Schaam u dan niet der getuigenis onzes Heeren, noch mijns, die Zijn gevangene ben; maar lijd verdrukkingen met het Evangelie, naar de kracht Gods; |
Hebreeen 12:5 | En gij hebt vergeten de vermaning, die tot u als tot zonen spreekt: Mijn zoon, acht niet klein de kastijding des Heeren, en bezwijkt niet, als gij van Hem bestraft wordt; |
1 Petrus 3:14 | Maar indien gij ook lijdt om der gerechtigheid wil, zo zijt gij zalig; en vreest niet uit vreze van hen, en wordt niet ontroerd; |
1 Petrus 5:2 | Weidt de kudde Gods, die onder u is, hebbende opzicht [daarover], niet uit bedwang, maar gewilliglijk; noch om vuil gewin, maar met een volvaardig gemoed; |
1 Petrus 5:3 | Noch als heerschappij voerende over het erfdeel [des Heeren], maar [als] voorbeelden der kudde geworden zijnde. |
1 Johannes 2:15 | Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is; zo iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. |
1 Johannes 3:18 | Mijn kinderkens, laat ons niet liefhebben met den woorde, noch met de tong, maar met de daad en waarheid. |