G3450 μοῦ
ik, mij, me

Bijbelteksten

Hebreeen 3:9Alwaar Mij uw vaders verzocht hebben; zij hebben Mij beproefd, en hebben Mijn werken gezien, veertig jaren lang.
Hebreeen 3:10Daarom was Ik vertoornd over dat geslacht, en sprak: Altijd dwalen zij met het hart, en zij hebben Mijn wegen niet gekend.
Hebreeen 3:11Zo heb Ik dan gezworen in Mijn toorn; Indien zij in Mijn rust zullen ingaan!
Hebreeen 4:3Want wij, die geloofd hebben, gaan in de rust, gelijk Hij gezegd heeft: Zo heb Ik dan gezworen in Mijn toorn: Indien zij zullen ingaan in Mijn rust! hoewel [Zijn] werken van de grondlegging der wereld af al volbracht waren.
Hebreeen 4:5En in deze [plaats] wederom: Indien zij in Mijn rust zullen ingaan!
Hebreeen 5:5Alzo heeft ook Christus Zichzelven niet verheerlijkt, om Hogepriester te worden, maar Die tot Hem gesproken heeft: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd.
Hebreeen 8:9Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage, als Ik hen bij de hand nam, om hen uit Egypteland te leiden; want zij zijn in dit Mijn verbond niet gebleven, en Ik heb op hen niet geacht, zegt de Heere.
Hebreeen 8:10Want dit is het verbond, dat Ik met het huis Israels maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn.
Hebreeen 10:16Want nadat Hij te voren gezegd had: Dit is het verbond, dat Ik met hen maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten geven in hun harten, en Ik zal die inschrijven in hun verstanden;
Hebreeen 10:34Want gij hebt ook over mijn banden medelijden gehad, en de roving uwer goederen met blijdschap aangenomen, wetende, dat gij hebt in uzelven een beter en blijvend goed in de hemelen.
Hebreeen 10:38Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven; en zo [iemand] zich onttrekt, Mijn ziel heeft in hem geen behagen.
Hebreeen 12:5En gij hebt vergeten de vermaning, die tot u als tot zonen spreekt: Mijn zoon, acht niet klein de kastijding des Heeren, en bezwijkt niet, als gij van Hem bestraft wordt;
Jakobus 1:2Acht het voor grote vreugde, mijn broeders, wanneer gij in velerlei verzoekingen valt;
Jakobus 1:16Dwaalt niet, mijn geliefde broeders!
Jakobus 1:19Zo dan, mijn geliefde broeders, een iegelijk mens zij ras om te horen, traag om te spreken, traag tot toorn;
Jakobus 2:1Mijn broeders, hebt niet het geloof van onzen Heere Jezus Christus, [den Heere] der heerlijkheid, met aanneming des persoons.
Jakobus 2:3En gij zoudt aanzien dengene, die de sierlijke kleding draagt, en tot hem zeggen: Zit gij hier op een eerlijke plaats; en zoudt zeggen tot den arme: Sta gij daar; of: Zit hier onder mijn voetbank;
Jakobus 2:5Hoort, mijn geliefde broeders, heeft God niet uitverkoren de armen dezer wereld, [om] rijk [te zijn] in het geloof, en erfgenamen des Koninkrijks, hetwelk Hij belooft dengenen, die Hem liefhebben?
Jakobus 2:14Wat nuttigheid is het, mijn broeders, indien iemand zegt, dat hij het geloof heeft, en hij heeft de werken niet? Kan dat geloof hem zalig maken?
Jakobus 2:18Maar, zal iemand zeggen: Gij hebt het geloof, en ik heb de werken. Toon mij uw geloof uit uw werken, en ik zal u uit mijn werken mijn geloof tonen.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen