Mattheus 10:34 | Meent niet, dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. |
Mattheus 10:35 | Want Ik ben gekomen om den mens tweedrachtig te maken tegen zijn vader, en de dochter tegen haar moeder, en de schoondochter tegen haar schoonmoeder. |
Mattheus 10:36 | En zij [zullen] des mensen vijanden [worden], die zijn huisgenoten [zijn]. |
Mattheus 10:37 | Die vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig; en die zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig. |
Mattheus 10:38 | En die zijn kruis niet [op zich] neemt, en Mij navolgt, is Mijns niet waardig. |
Mattheus 10:39 | Die zijn ziel vindt, zal [dezelve] verliezen; en die zijn ziel zal verloren hebben om Mijnentwil, zal dezelve vinden. |
Mattheus 10:40 | Die u ontvangt, ontvangt Mij; en die Mij ontvangt, ontvangt Hem, Die Mij gezonden heeft. |
Mattheus 10:41 | Die een profeet ontvangt in den naam eens profeten, zal het loon eens profeten ontvangen; en die een rechtvaardige ontvangt in den naam eens rechtvaardigen, zal het loon eens rechtvaardigen ontvangen. |
Mattheus 10:42 | En zo wie een van deze kleinen te drinken geeft alleenlijk een beker koud [water], in den naam eens discipels, voorwaar zeg Ik u, hij zal zijn loon geenszins verliezen. |
Mattheus 11:1 | En het is geschied, toen Jezus geeindigd had Zijn twaalf discipelen bevelen te geven, dat Hij van daar voortging, om te leren en te prediken in hun steden. |
Mattheus 11:2 | En Johannes, in de gevangenis gehoord hebbende de werken van Christus, zond twee van zijn discipelen; |
Mattheus 11:3 | En zeide tot Hem: Zijt Gij Degene, Die komen zou, of verwachten wij een anderen? |
Mattheus 11:4 | En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt Johannes weder, hetgeen gij hoort en ziet: |
Mattheus 11:7 | Als nu dezen heengingen, heeft Jezus tot de scharen begonnen te zeggen van Johannes: Wat zijt gij uitgegaan in de woestijn te aanschouwen? Een riet, dat van den wind ginds en weder bewogen wordt? |
Mattheus 11:8 | Maar wat zijt gij uitgegaan te zien? Een mens, met zachte klederen bekleed? Ziet, die zachte [klederen] dragen, zijn in der koningen huizen. |
Mattheus 11:10 | Want deze is het, van denwelken geschreven staat: Ziet, Ik zend Mijn engel voor Uw aangezicht, die Uw weg bereiden zal voor U heen. |
Mattheus 11:11 | Voorwaar zeg Ik u: onder degenen, die van vrouwen geboren zijn, is niemand opgestaan meerder dan Johannes de Doper; doch die de minste is in het Koninkrijk der hemelen, is meerder dan hij. |
Mattheus 11:12 | En van de dagen van Johannes den Doper tot nu toe, wordt het Koninkrijk der hemelen geweld aangedaan, en de geweldigers nemen hetzelve met geweld. |
Mattheus 11:13 | Want al de profeten en de wet hebben tot Johannes toe geprofeteerd. |
Mattheus 11:14 | En zo gij het wilt aannemen, hij is Elias, die komen zou. |