Romeinen 16:5 | [Groet] ook de Gemeente in hun huis. Groet Epenetus, mijn beminde, die de eersteling is van Achaje in Christus. |
1 Corinthiers 1:16 | Doch ik heb ook het huisgezin van Stefanus gedoopt; voorts weet ik niet, of ik iemand anders gedoopt heb. |
1 Corinthiers 11:34 | Doch zo iemand hongert, dat hij te huis ete, opdat gij niet tot een oordeel samenkomt. De overige dingen nu zal ik verordenen, als ik zal gekomen zijn. |
1 Corinthiers 14:35 | En zo zij iets willen leren, laat haar te huis haar eigen mannen vragen; want het staat lelijk voor de vrouwen, dat zij in de Gemeente spreken. |
1 Corinthiers 16:19 | U groeten de Gemeenten van Azie. U groeten zeer in den Heere Aquila en Priscilla, met de Gemeente, die te hunnen huize is. |
Colossenzen 4:15 | Groet de broeders, die in Laodicea zijn, en Nymfas, en de Gemeente, die in zijn huis is. |
1 Timotheus 3:4 | Die zijn eigen huis wel regeert, [zijn] kinderen in onderdanigheid houdende, met alle stemmigheid; |
1 Timotheus 3:5 | (Want zo iemand zijn eigen huis niet weet te regeren, hoe zal hij voor de Gemeente Gods zorg dragen?) |
1 Timotheus 3:12 | Dat de diakenen ener vrouwe mannen zijn, die [hun] kinderen en hun eigen huizen wel regeren. |
1 Timotheus 3:15 | Maar zo ik vertoef, opdat gij moogt weten, hoe men in het huis Gods moet verkeren, hetwelk is de Gemeente des levenden Gods, een pilaar en vastigheid der waarheid. |
1 Timotheus 5:4 | Maar zo enige weduwe kinderen heeft, of kindskinderen, dat die leren eerst aan hun eigen huis godzaligheid oefenen, en den voorouderen wedervergelding te doen; want dat is goed en aangenaam voor God. |
2 Timotheus 1:16 | De Heere geve den huize van Onesiforus barmhartigheid; want hij heeft mij dikmaals verkwikt, en heeft zich mijner keten niet geschaamd. |
2 Timotheus 4:19 | Groet Priska en Aquila, en het huis van Onesiforus. |
Titus 1:11 | Welken men moet den mond stoppen, die gehele huizen verkeren, lerende wat niet behoort, om vuil gewins wil. |
Filemon 1:2 | En aan Appia, de geliefde, en aan Archippus, onzen medestrijder, en aan de Gemeente, die te uwen huize is: |
Hebreeen 3:2 | Die getrouw is Dengene, Die Hem gesteld heeft, gelijk ook Mozes in geheel zijn huis was. |
Hebreeen 3:3 | Want Deze is zoveel meerder heerlijkheid waardig geacht dan Mozes, als degene, die het huis gebouwd heeft, meerder eer heeft, dan het huis. |
Hebreeen 3:4 | Want een ieder huis wordt van iemand gebouwd; maar Die dit alles gebouwd heeft, is God. |
Hebreeen 3:5 | En Mozes is wel getrouw geweest in geheel zijn huis, als een dienaar, tot getuiging der dingen, die [daarna] gesproken zouden worden; |
Hebreeen 3:6 | Maar Christus, als de Zoon over Zijn eigen huis; Wiens huis wij zijn, indien wij maar de vrijmoedigheid en de roem der hoop tot het einde toe vast behouden. |