G3972 Παῦλος
Paulus

Bijbelteksten

Handelingen 20:10Doch Paulus, afgekomen zijnde, viel op hem, en [hem] omvangende, zeide hij: Weest niet beroerd; want zijn ziel is in hem.
Handelingen 20:13Maar wij, vooruit naar het schip gegaan zijnde, voeren af naar Assus, waar wij Paulus zouden innemen; want hij had het alzo bevolen, en hij zelf zou te voet gaan.
Handelingen 20:16Want Paulus had voorgenomen Efeze voorbij te varen, opdat hij niet den tijd in Azie zou verslijten; want hij spoedde zich, om (zo het hem mogelijk ware) op den pinksterdag te Jeruzalem te zijn.
Handelingen 20:37En er werd een groot geween van [hen] allen; en zij, vallende om den hals van Paulus, kusten hem;
Handelingen 21:4En de discipelen gevonden hebbende, bleven wij daar zeven dagen; dewelke tot Paulus zeiden door den Geest, dat hij niet zou opgaan naar Jeruzalem.
Handelingen 21:8En des anderen [daags], Paulus en wij, die met hem waren, gingen van daar en kwamen te Cesarea; en gegaan zijnde in het huis van Filippus, den evangelist (die [een] was van de zeven), bleven wij bij hem.
Handelingen 21:11En hij kwam tot ons, en nam den gordel van Paulus, en zichzelven handen en voeten gebonden hebbende, zeide: Dit zegt de Heilige Geest: Den man, wiens deze gordel is, zullen de Joden alzo te Jeruzalem binden, en overleveren in de handen der heidenen.
Handelingen 21:13Maar Paulus antwoordde: Wat doet gij, dat gij weent, en mijn hart week maakt? Want ik ben bereid niet alleen gebonden te worden, maar ook te sterven te Jeruzalem voor den Naam van den Heere Jezus.
Handelingen 21:18En den volgenden [dag] ging Paulus met ons in tot Jakobus; en al de ouderlingen waren daar gekomen.
Handelingen 21:26Toen nam Paulus de mannen met zich, en den dag daaraan met hen geheiligd zijnde, ging hij in den tempel, en verkondigde, dat de dagen der heiliging vervuld waren, [blijvende daar], totdat voor een iegelijk van hen de offerande opgeofferd was.
Handelingen 21:29Want zij hadden te voren Trofimus, den Efezier, met hem in de stad gezien, welken zij meenden, dat Paulus in den tempel gebracht had.
Handelingen 21:30En de gehele stad kwam in roer en het volk liep samen; en zij grepen Paulus, en trokken hem buiten den tempel; en terstond werden de deuren gesloten.
Handelingen 21:32Welke terstond krijgsknechten en hoofdmannen over honderd tot zich nam, en liep af naar hen toe. Zij nu, den oversten en de krijgsknechten ziende, hielden op van Paulus te slaan.
Handelingen 21:37En als Paulus [nu] in de legerplaats zou geleid worden, zeide hij tot den overste: Is het mij geoorloofd tot u wat te spreken? En hij zeide: Kent gij Grieks?
Handelingen 21:39Maar Paulus zeide: Ik ben een Joods man van Tarsen, een burger van gene onvermaarde stad in Cilicie, en ik bid u, laat mij toe tot het volk te spreken.
Handelingen 21:40En als hij het toegelaten had, Paulus, staande op de trappen, wenkte met de hand tot het volk; en als er grote stilte geworden was, sprak hij hen aan in de Hebreeuwse taal, zeggende:
Handelingen 22:25En alzo zij hem met de riemen uitrekten, zeide Paulus tot den hoofdman over honderd, die daar stond: Is het ulieden geoorloofd een Romeinsen mens, en [dien] onveroordeeld, te geselen?
Handelingen 22:28En de overste antwoordde: Ik heb dit burgerrecht voor een grote som [gelds] verkregen. En Paulus zeide: Maar ik ben ook [een burger] geboren.
Handelingen 22:30En des anderen [daags], willende de zekerheid weten, waarom hij van de Joden beschuldigd werd, maakte hij hem los van de banden, en beval, dat de overpriesters en hun gehele raad zouden komen; en Paulus afgebracht hebbende, stelde hij [hem] voor hen.
Handelingen 23:1En Paulus, de ogen op den raad houdende, zeide: Mannen broeders! ik heb met alle goed geweten voor God gewandeld tot op dezen dag.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken