G3972 Παῦλος
Paulus

Bijbelteksten

Handelingen 27:31Zeide Paulus tot den hoofdman en tot de krijgsknechten: Indien dezen in het schip niet blijven, gij kunt niet behouden worden.
Handelingen 27:33En ondertussen dat het dag zou worden, vermaande Paulus [hen] allen, dat zij zouden spijze nemen, en zeide: Het is heden de veertiende dag, dat gij verwachtende blijft zonder eten, en niets hebt genomen.
Handelingen 27:43Maar de hoofdman, willen Paulus behouden, belette hun dat voornemen, en beval, dat degenen, die zwemmen konden, zich eerst zouden afwerpen, en te land komen;
Handelingen 28:3En als Paulus een hoop rijzen bijeengeraapt en op het vuur gelegd had, kwam er een adder uit door de hitte, en vatte zijn hand.
Handelingen 28:8En het geschiedde, dat de vader van Publius, met koortsen en den roden loop bevangen zijnde, te bed lag; tot denwelken Paulus inging, en als hij gebeden had, legde hij de handen op hem, en maakte hem gezond.
Handelingen 28:15En vandaar kwamen de broeders, van onze zaken gehoord hebbende, ons tegemoet tot Appiusmarkt, en de drie tabernen; welke Paulus ziende, dankte hij God en greep moed.
Handelingen 28:16En toen wij te Rome gekomen waren, gaf de hoofdman de gevangenen over aan den overste des legers; maar aan Paulus werd toegelaten op zichzelven te wonen met den krijgsknecht, die hem bewaarde.
Handelingen 28:17En het geschiedde na drie dagen dat Paulus samenriep degenen, die de voornaamsten der Joden waren. En als zij samengekomen waren, zeide hij tot hen: Mannen broeders, ik, die niets gedaan heb tegen het volk of de vaderlijke gewoonten, ben gebonden uit Jeruzalem overgeleverd in de handen der Romeinen;
Handelingen 28:25En tegen elkander oneens zijnde, scheidden zij; als Paulus [dit] ene woord gezegd had, [namelijk]: Wel heeft de Heilige Geest gesproken door Jesaja, den profeet, tot onze vaderen,
Handelingen 28:30En Paulus bleef twee gehele jaren in zijn eigen gehuurde woning; en ontving allen, die tot hem kwamen;
Romeinen 1:1Paulus, een dienstknecht van Jezus Christus, een geroepen apostel, afgezonderd tot het Evangelie van God,
1 Corinthiers 1:1Paulus, een geroepen apostel van Jezus Christus, door den wil van God, en Sosthenes, de broeder,
1 Corinthiers 1:12En dit zeg ik, dat een iegelijk van u zegt: Ik ben van Paulus, en ik van Apollos; en ik van Cefas; en ik van Christus.
1 Corinthiers 1:13Is Christus gedeeld? Is Paulus voor u gekruist? Of zijt gij in Paulus' naam gedoopt?
1 Corinthiers 3:4Want als de een zegt: Ik ben van Paulus; en een ander: Ik [ben] van Apollos; zijt gij niet vleselijk?
1 Corinthiers 3:5Wie is dan Paulus, en wie is Apollos, anders dan dienaars, door welken gij geloofd hebt, en [dat], gelijk de Heere aan een iegelijk gegeven heeft?
1 Corinthiers 3:22Hetzij Paulus, hetzij Apollos, hetzij Cefas, hetzij de wereld, hetzij leven, hetzij dood, hetzij tegenwoordige, hetzij toekomende dingen, zij zijn alle uwe.
1 Corinthiers 16:21De groetenis met mijn hand van Paulus.
2 Corinthiers 1:1Paulus, een apostel van Jezus Christus, door den wil van God, en Timotheus, de broeder, aan de Gemeente Gods, die te Korinthe is, met al de heiligen, die in geheel Achaje zijn:
2 Corinthiers 10:1Voorts ik Paulus zelf bid u, door de zachtmoedigheid en goedertierenheid van Christus, die, tegenwoordig zijnde, wel gering ben onder u, maar afwezend stout ben tegen u;

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs