Lukas 20:46 | Wacht u van de Schriftgeleerden, die daar willen wandelen in lange klederen, en beminnen de groetingen op de markten, en de voorgestoelten in de synagogen, en de vooraanzittingen in de maaltijden; |
Lukas 24:17 | En Hij zeide tot hen: Wat redenen zijn dit, die gij, wandelende, onder elkander verhandelt, en [waarom] ziet gij droevig? |
Johannes 1:36 | En ziende op Jezus, [daar] wandelende, zeide hij: Ziet, het Lam Gods! |
Johannes 5:8 | Jezus zeide tot hem: Sta op, neem uw beddeken op, en wandel. |
Johannes 5:9 | En terstond werd de mens gezond, en nam zijn beddeken op en wandelde. En het was sabbat op denzelven dag. |
Johannes 5:11 | Hij antwoordde hun: Die mij gezond gemaakt heeft, Die heeft mij gezegd: Neem uw beddeken op, en wandel. |
Johannes 5:12 | Zij vraagden hem dan: Wie is de Mens, Die u gezegd heeft: Neem uw beddeken op, en wandel? |
Johannes 6:19 | En als zij omtrent vijf en twintig of dertig stadien gevaren waren, zagen zij Jezus, wandelende op de zee, en komende bij het schip; en zij werden bevreesd. |
Johannes 6:66 | Van toen af gingen velen Zijner discipelen terug, en wandelden niet meer met Hem. |
Johannes 7:1 | En na dezen wandelde Jezus in Galilea; want Hij wilde in Judea niet wandelen, omdat de Joden Hem zochten te doden. |
Johannes 8:12 | Jezus dan sprak wederom tot henlieden, zeggende: Ik ben het licht der wereld; die Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben. |
Johannes 10:23 | En Jezus wandelde in den tempel, in het voorhof van Salomo. |
Johannes 11:9 | Jezus antwoordde: Zijn er niet twaalf uren in den dag? Indien iemand in den dag wandelt, zo stoot hij zich niet, overmits hij het licht dezer wereld ziet; |
Johannes 11:10 | Maar indien iemand in den nacht wandelt, zo stoot hij zich, overmits het licht in hem niet is. |
Johannes 11:54 | Jezus dan wandelde niet meer vrijelijk onder de Joden; maar ging van daar naar het land bij de woestijn, naar de stad, genaamd Efraim, en verkeerde aldaar met Zijn discipelen. |
Johannes 12:35 | Jezus dan zeide tot hen: Nog een kleinen tijd is het Licht bij ulieden; wandelt, terwijl gij het Licht hebt, opdat de duisternis u niet bevange. En die in de duisternis wandelt, weet niet, waar hij heengaat. |
Johannes 21:18 | Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u: Toen gij jonger waart, gorddet gij uzelven, en wandeldet, alwaar gij wildet; maar wanneer gij zult oud geworden zijn, zo zult gij uw handen uitstrekken, en een ander zal u gorden, en brengen, waar gij niet wilt. |
Handelingen 3:6 | En Petrus zeide: Zilver en goud heb ik niet, maar hetgeen ik heb, dat geve ik u; in den Naam van Jezus Christus, den Nazarener, sta op en wandel! |
Handelingen 3:8 | En hij, opspringende, stond en wandelde, en ging met hen in den tempel, wandelende en springende, en lovende God. |
Handelingen 3:9 | En al het volk zag hem wandelen en God loven. |