G4238 πράσσω
uitoefenen, praktiseren, ondernemen, staatszaken beheren

Bijbelteksten

Romeinen 1:32Dewelken, daar zij het recht Gods weten ([namelijk], dat degenen, die zulke dingen doen, des doods waardig zijn) niet alleen dezelve doen, maar ook mede een welgevallen hebben in degenen, die ze doen.
Romeinen 2:1Daarom zijt gij niet te verontschuldigen, o mens, wie gij zijt, die [anderen] oordeelt; want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelven; want gij, die [anderen] oordeelt, doet dezelfde dingen.
Romeinen 2:2En wij weten, dat het oordeel Gods naar waarheid is over degenen, die zulke dingen doen.
Romeinen 2:3En denkt gij dit, o mens, die oordeelt dengenen, die zulke dingen doen, en dezelve doet, dat gij het oordeel Gods zult ontvlieden?
Romeinen 2:25Want de besnijdenis is wel nut, indien gij de wet doet; maar indien gij een overtreder der wet zijt, zo is uw besnijdenis voorhuid geworden.
Romeinen 7:15Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik.
Romeinen 7:19Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.
Romeinen 9:11Want als [de kinderen] nog niet geboren waren, noch iets goeds of kwaads gedaan hadden, opdat het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is, [vast] bleve, niet uit de werken, maar uit den Roepende;
Romeinen 13:4Want zij is Gods dienares, u ten goede. Maar indien gij kwaad doet, zo vrees; want zij draagt het zwaard niet tevergeefs; want zij is Gods dienares, een wreekster tot straf dengene, die kwaad doet.
1 Corinthiers 9:17Want indien ik dat gewillig doe, zo heb ik loon, maar indien onwillig, de uitdeling is mij [evenwel] toebetrouwd.
2 Corinthiers 5:10Want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage, hetgeen door het lichaam [geschiedt], naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.
2 Corinthiers 12:21Opdat wederom, als ik zal gekomen zijn, mijn God mij niet vernedere bij u, en ik rouw hebbe over velen, die te voren gezondigd hebben, en die zich niet bekeerd zullen hebben van de onreinigheid, en hoererij, en ontuchtigheid, die zij gedaan hebben.
Galaten 5:21Nijd, moord, dronkenschappen, brasserijen, en dergelijke; van dewelke ik u te voren zeg, gelijk ik ook te voren gezegd heb, dat die zulke dingen doen, het Koninkrijk Gods niet zullen beerven.
Efeziers 6:21En opdat ook gij moogt weten hetgeen mij aangaat; [en] wat ik doe, [dat] alles zal u Tychikus, de geliefde broeder en getrouwe dienaar in den Heere, bekend maken;
Filippenzen 4:9Hetgeen gij ook geleerd, en ontvangen, en gehoord, en in mij gezien hebt, doet dat; en de God des vredes zal met u zijn.
1 Thessalonicensen 4:11En dat gij u benaarstigt stil te zijn, en uw eigen dingen te doen, en te werken met uw eigen handen, gelijk wij u bevolen hebben;

Mede mogelijk dankzij

Hadderech