G4245 πρεσβύτερος
ouder, ouderling, oudste

Bijbelteksten

Handelingen 21:18En den volgenden [dag] ging Paulus met ons in tot Jakobus; en al de ouderlingen waren daar gekomen.
Handelingen 23:14Dewelke gingen tot de overpriesters en de ouderlingen, en zeiden: Wij hebben ons zelven met vervloeking vervloekt, niets te zullen nuttigen, totdat wij Paulus zullen gedood hebben.
Handelingen 24:1En vijf dagen daarna kwam de hogepriester Ananias af met de ouderlingen, en een zekeren voorspraak, [genaamd] Tertullus, dewelke verschenen voor den stadhouder tegen Paulus.
Handelingen 25:15Om wiens wil, als ik te Jeruzalem was, de overpriesters en de ouderlingen der Joden verschenen, begerende vonnis tegen hem;
1 Timotheus 5:1Bestraf een ouden [man] niet hardelijk, maar vermaan [hem] als een vader; de jonge als broeders;
1 Timotheus 5:2De oude [vrouwen] als moeders; de jonge als zusters, in alle reinheid.
1 Timotheus 5:17Dat de ouderlingen, die wel regeren, dubbele eer waardig geacht worden, voornamelijk die arbeiden in het Woord en de leer.
1 Timotheus 5:19Neem tegen een ouderling geen beschuldiging aan, anders dan onder twee of drie getuigen.
Titus 1:5Om die oorzaak heb ik u te Kreta gelaten, opdat gij, hetgeen [nog] ontbrak, voorts zoudt te recht brengen, en [dat] gij van stad tot stad zoudt ouderlingen stellen, gelijk ik u bevolen heb:
Hebreeen 11:2Want door hetzelve hebben de ouden getuigenis bekomen.
Jakobus 5:14Is iemand krank onder u? Dat hij tot zich roepe de ouderlingen der Gemeente, en dat zij over hem bidden, hem zalvende met olie in den Naam des Heeren.
1 Petrus 5:1De ouderlingen, die onder u zijn, vermaan ik, die een medeouderling, en getuige des lijdens van Christus ben, en deelachtig der heerlijkheid, die geopenbaard zal worden:
1 Petrus 5:5Desgelijks gij jongen, zijt den ouden onderdanig; en zijt allen elkander onderdanig; zijt met de ootmoedigheid bekleed; want God wederstaat de hovaardigen, maar de nederigen geeft Hij genade.
2 Johannes 1:1De ouderling aan de uitverkoren vrouwe en aan haar kinderen, die ik in waarheid liefheb, en niet alleen ik, maar ook allen, die de waarheid gekend hebben;
3 Johannes 1:1De ouderling aan den geliefden Gajus, welken ik in waarheid liefheb.
Openbaring 4:4En rondom den troon waren vier en twintig tronen; en op de tronen zag ik de vier en twintig ouderlingen zittende, bekleed met witte klederen, en zij hadden gouden kronen op hun hoofden.
Openbaring 4:10Zo vielen de vier en twintig ouderlingen voor Hem, Die op den troon zat, en aanbaden Hem, Die leeft in alle eeuwigheid, en wierpen hun kronen voor den troon, zeggende:
Openbaring 5:5En een van de ouderlingen zeide tot mij: Ween niet; zie, de Leeuw, Die uit den stam van Juda is, de Wortel Davids, heeft overwonnen, om het boek te openen, en zijn zeven zegelen open te breken.
Openbaring 5:6En ik zag, en ziet, in het midden van den troon, en van de vier dieren, en in het midden van de ouderlingen, een Lam, staande als geslacht, hebbende zeven hoornen, en zeven ogen; dewelke zijn de zeven geesten Gods, die uitgezonden zijn in alle landen.
Openbaring 5:8En als Het dat boek genomen had, vielen de vier dieren en de vier en twintig ouderlingen voor het Lam [neder], hebbende elk citeren en gouden fiolen, zijnde vol reukwerks, welke zijn de gebeden der heiligen.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel