G4383 πρόσωπον
gezicht, gelaat

Bijbelteksten

Mattheus 6:16En wanneer gij vast, toont geen droevig gezicht, gelijk de geveinsden; want zij mismaken hun aangezichten, opdat zij van de mensen mogen gezien worden, als zij vasten. Voorwaar, Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben.
Mattheus 6:17Maar gij, als gij vast, zalft uw hoofd, en wast uw aangezicht;
Mattheus 11:10Want deze is het, van denwelken geschreven staat: Ziet, Ik zend Mijn engel voor Uw aangezicht, die Uw weg bereiden zal voor U heen.
Mattheus 16:3En des morgens: Heden onweder; want de hemel is droevig rood. Gij geveinsden! het aanschijn des hemels weet gij wel te onderscheiden, en kunt gij de tekenen der tijden niet [onderscheiden]?
Mattheus 17:2En Hij werd voor hen veranderd van gedaante; en Zijn aangezicht blonk gelijk de zon, en Zijn klederen werden wit gelijk het licht.
Mattheus 17:6En de discipelen, [dit] horende, vielen op hun aangezicht, en werden zeer bevreesd.
Mattheus 18:10Ziet toe, dat gij niet een van deze kleinen veracht. Want Ik zeg ulieden, dat hun engelen in de hemelen altijd zien het aangezicht Mijns Vaders, Die in de hemelen is.
Mattheus 22:16En zij zonden uit tot Hem hun discipelen, met de Herodianen, zeggende: Meester! wij weten, dat Gij waarachtig zijt, en den weg Gods in der waarheid leert, en naar niemand vraagt; want Gij ziet den persoon der mensen niet aan;
Mattheus 26:39En een weinig voortgegaan zijnde, viel Hij op Zijn aangezicht, biddende en zeggende: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat dezen drinkbeker van Mij voorbijgaan! doch niet, gelijk Ik wil, maar gelijk Gij [wilt].
Mattheus 26:67Toen spogen zij in Zijn aangezicht, en sloegen Hem met vuisten.
Markus 1:2Gelijk geschreven is in de profeten: Ziet, Ik zend Mijn engel voor Uw aangezicht, die Uw weg voor U heen bereiden zal.
Markus 12:14Dezen nu kwamen en zeiden tot Hem: Meester, wij weten, dat Gij waarachtig zijt, en naar niemand vraagt; want Gij ziet den persoon der mensen niet aan, maar Gij leert den weg Gods in der waarheid; is het geoorloofd, den keizer schatting te geven, of niet? Zullen wij geven, of niet geven?
Markus 14:65En sommigen begonnen Hem te bespuwen, en Zijn aangezicht te bedekken, en met vuisten te slaan, en tot Hem te zeggen: Profeteer! En de dienaars gaven Hem kinnebakslagen.
Lukas 1:76En gij, kindeken, zult een profeet des Allerhoogsten genaamd worden; want gij zult voor het aangezicht des Heeren heengaan, om Zijn wegen te bereiden;
Lukas 2:31Die Gij bereid hebt voor het aangezicht van al de volken:
Lukas 5:12En het geschiedde, als Hij in een dier steden was, ziet, er [was] een man vol melaatsheid; en Jezus ziende, viel hij op het aangezicht, en bad Hem, zeggende: Heere! zo Gij wilt, Gij kunt mij reinigen.
Lukas 7:27Deze is het, van welken geschreven is: Ziet, Ik zende Mijn engel voor Uw aangezicht, die Uw weg voor U heen bereiden zal.
Lukas 9:29En als Hij bad, werd de gedaante Zijns aangezichts veranderd, en Zijn kleding wit [en] zeer blinkende.
Lukas 9:51En het geschiedde, als de dagen Zijner opneming vervuld werden, zo richtte Hij Zijn aangezicht, om naar Jeruzalem te reizen.
Lukas 9:52En Hij zond boden uit voor Zijn aangezicht; en zij, heengereisd zijnde, kwamen in een vlek der Samaritanen, om voor Hem [herberg] te bereiden.

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin