Markus 14:29 | En Petrus zeide tot Hem: Of zij ook allen geergerd werden, zo zal ik toch niet [geergerd worden]. |
Lukas 7:23 | En zalig is hij, die aan Mij niet zal geergerd worden. |
Lukas 17:2 | Het zoude hem nuttiger zijn, dat een molensteen om zijn hals gedaan ware, en hij in de zee geworpen, dan dat hij een van deze kleinen zou ergeren. |
Johannes 6:61 | Jezus nu, wetende bij Zichzelven, dat Zijn discipelen daarover murmureerden, zeide tot hen: Ergert ulieden dit? |
Johannes 16:1 | Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij niet geergerd wordt. |
Romeinen 14:21 | Het is goed geen vlees te eten, noch wijn te drinken, noch [iets], waaraan uw broeder zich stoot, of geergerd wordt, of [waarin] hij zwak is. |
1 Corinthiers 8:13 | Daarom, indien de spijs mijn broeder ergert, zo zal ik in eeuwigheid geen vlees eten, opdat ik mijn broeder niet ergere. |
2 Corinthiers 11:29 | Wie is er zwak, dat ik niet zwak ben? Wie wordt er geergerd, dat ik niet brande? |