Lukas 6:39 | En Hij zeide tot hen een gelijkenis: Kan ook wel een blinde een blinde op den weg leiden? Zullen zij niet beiden in de gracht vallen? |
Lukas 7:21 | En in dezelfde ure genas Hij er velen van ziekten en kwalen, en boze geesten; en velen blinden gaf Hij het gezicht. |
Lukas 7:22 | En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Gaat heen, en boodschapt Johannes weder de dingen, die gij gezien en gehoord hebt, [namelijk] dat de blinden ziende worden, de kreupelen wandelen, de melaatsen gereinigd worden, de doven horen, de doden opgewekt worden, den armen het Evangelie verkondigd wordt. |
Lukas 14:13 | Maar wanneer gij een maaltijd zult houden, zo nood armen, verminkten, kreupelen, blinden; |
Lukas 14:21 | En dezelve dienstknecht [weder]gekomen zijnde, boodschapte deze dingen zijn heer. Toen werd de heer des huizes toornig, en zeide tot zijn dienstknecht: Ga haastelijk uit in de straten en wijken der stad, en breng de armen, en verminkten, en kreupelen, en blinden hier in. |
Lukas 18:35 | En het geschiedde, als Hij nabij Jericho kwam, dat een zeker blinde aan den weg zat, bedelende. |
Johannes 5:3 | In dezelve lag een grote menigte van kranken, blinden, kreupelen, verdorden, wachtende op de roering des waters. |
Johannes 9:1 | En voorbijgaande, zag Hij een mens, blind van de geboorte af. |
Johannes 9:2 | En Zijn discipelen vraagden Hem, zeggende: Rabbi, wie heeft er gezondigd, deze, of zijn ouders, dat hij blind zou geboren worden? |
Johannes 9:6 | Dit gezegd hebbende, spoog Hij op de aarde, en maakte slijk uit dat speeksel, en streek dat slijk op de ogen des blinden; |
Johannes 9:8 | De geburen dan, en die hem te voren gezien hadden, dat hij blind was, zeiden: Is deze niet, die zat en bedelde? |
Johannes 9:13 | Zij brachten hem tot de Farizeen, hem [namelijk], die te voren blind [geweest was]. |
Johannes 9:17 | Zij zeiden wederom tot den blinde: Gij, wat zegt gij van Hem; dewijl Hij uw ogen geopend heeft? En hij zeide: Hij is een Profeet. |
Johannes 9:18 | De Joden dan geloofden van hem niet, dat hij blind geweest was, en ziende was geworden, totdat zij geroepen hadden de ouders desgenen, die ziende geworden was. |
Johannes 9:19 | En zij vraagden hun, zeggende: Is deze uw zoon, welken gij zegt, dat blind geboren is? Hoe ziet hij dan nu? |
Johannes 9:20 | Zijn ouders antwoordden hun en zeiden: Wij weten, dat deze onze zoon is, en dat hij blind geboren is; |
Johannes 9:24 | Zij dan riepen voor de tweede maal den mens, die blind geweest was, en zeiden tot hem: Geef God de eer; wij weten, dat deze Mens een zondaar is. |
Johannes 9:25 | Hij dan antwoordde en zeide: Of Hij een zondaar is, weet ik niet; een ding weet ik, dat ik blind was, en nu zie. |
Johannes 9:32 | Van [alle] eeuw is het niet gehoord, dat iemand eens blindgeborenen ogen geopend heeft. |
Johannes 9:39 | En Jezus zeide: Ik ben tot een oordeel in deze wereld gekomen, opdat degenen, die niet zien, zien mogen, en die zien, blind worden. |