1 Corinthiers 7:32 | En ik wil, dat gij zonder bekommernis zijt. De ongetrouwde bekommert zich met de dingen des Heeren, hoe hij den Heere zal behagen; |
1 Corinthiers 10:1 | En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, dat onze vaders allen onder de wolk waren, en allen door de zee doorgegaan zijn; |
1 Corinthiers 10:13 | Ulieden heeft geen verzoeking bevangen dan menselijke; doch God is getrouw, Die u niet zal laten verzocht worden boven hetgeen gij vermoogt; maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven, opdat gij ze kunt verdragen. |
1 Corinthiers 10:20 | Ja, [ik zeg], dat hetgeen de heidenen offeren, zij den duivelen offeren, en niet Gode; en ik wil niet, dat gij met de duivelen gemeenschap hebt. |
1 Corinthiers 10:27 | En indien u iemand van de ongelovigen noodt, en gij [daar] gaan wilt, eet al wat ulieden voorgesteld wordt, niets ondervragende, om des gewetens wil. |
1 Corinthiers 11:2 | En ik prijs u, broeders, dat gij in alles mijner gedachtig zijt, en de inzettingen behoudt, gelijk ik [die] u overgegeven heb. |
1 Corinthiers 11:3 | Doch ik wil, dat gij weet, dat Christus het Hoofd is eens iegelijken mans, en de man het hoofd der vrouw, en God het Hoofd van Christus. |
1 Corinthiers 11:14 | Of leert u ook de natuur zelve niet, dat zo een man lang haar draagt, het hem een oneer is? |
1 Corinthiers 11:22 | Hebt gij dan geen huizen, om er te eten en te drinken? Of veracht gij de Gemeente Gods, en beschaamt gij degenen, die niet hebben? Wat zal ik u zeggen? Zal ik u prijzen? In dezen prijs ik [u] niet. |
1 Corinthiers 12:1 | En van de geestelijke [gaven], broeders, wil ik niet, dat gij onwetende zijt. |
1 Corinthiers 14:5 | En ik wil [wel], dat gij allen in [vreemde] talen spreekt, maar meer, dat gij profeteert; want die profeteert, is meerder dan die [vreemde] talen spreekt, tenzij dan, dat hij het uitlegge, opdat de Gemeente stichting moge ontvangen. |
1 Corinthiers 14:6 | En nu, broeders, indien ik tot u kwam, en sprak [vreemde] talen, wat nuttigheid zou ik u doen, zo ik tot u niet sprak, of in openbaring, of in kennis, of in profetie of in lering? |
1 Corinthiers 14:36 | Is het Woord Gods van u uitgegaan? Of is het tot u alleen gekomen? |
1 Corinthiers 16:5 | Doch ik zal tot u komen, wanneer ik Macedonie zal doorgegaan zijn, (want ik zal door Macedonie gaan); |
1 Corinthiers 16:6 | En ik zal mogelijk bij u blijven, of ook overwinteren, opdat gij mij moogt geleiden, waar ik zal henenreizen. |
1 Corinthiers 16:7 | Want ik wil u nu niet zien in het voorbijgaan, maar ik hoop enigen tijd bij u te blijven, indien het de Heere zal toelaten. |
1 Corinthiers 16:10 | Zo nu Timotheus komt, ziet, dat hij buiten vreze bij u zij; want hij werkt het werk des Heeren, gelijk als ik. |
1 Corinthiers 16:12 | En wat aangaat Apollos, den broeder, ik heb hem zeer gebeden, dat hij met de broederen tot u komen zou; maar het was ganselijk [zijn] wil niet, dat hij nu zou komen; doch hij zal komen, wanneer het hem wel gelegen zal zijn. |
1 Corinthiers 16:15 | En ik bid u, broeders, gij kent het huis van Stefanas, dat het is de eersteling van Achaje, en [dat] zij zichzelven den heiligen ten dienst hebben geschikt; |
1 Corinthiers 16:19 | U groeten de Gemeenten van Azie. U groeten zeer in den Heere Aquila en Priscilla, met de Gemeente, die te hunnen huize is. |