G5209 ὑμᾶς
jullie, u

Bijbelteksten

2 Thessalonicensen 2:3Dat u niemand verleide op enigerlei wijze; want [die komt niet], tenzij dat eerst de afval gekomen zij, en dat geopenbaard zij de mens der zonde, de zoon des verderfs;
2 Thessalonicensen 2:5Gedenkt gij niet, dat ik, nog bij u zijnde, u deze dingen gezegd heb?
2 Thessalonicensen 2:13Maar wij zijn schuldig altijd God te danken over u, broeders, die van den Heere bemind zijt, dat u God van den beginne verkoren heeft tot zaligheid, in heiligmaking des Geestes, en geloof der waarheid;
2 Thessalonicensen 2:14Waartoe Hij u geroepen heeft door ons Evangelie, tot verkrijging der heerlijkheid van onzen Heere Jezus Christus.
2 Thessalonicensen 2:17Vertrooste uw harten, en versterke u in alle goed woord en werk.
2 Thessalonicensen 3:1Voorts, broeders, bidt voor ons, opdat het Woord des Heeren [zijn] loop hebbe, en verheerlijkt worde, gelijk ook bij u;
2 Thessalonicensen 3:3Maar de Heere is getrouw, Die u zal versterken en bewaren van den boze.
2 Thessalonicensen 3:4En wij vertrouwen van u in den Heere, dat gij, hetgeen wij u bevelen, ook doet, en doen zult.
2 Thessalonicensen 3:6En wij bevelen u, broeders, in den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij u onttrekt van een iegelijk broeder, die ongeregeld wandelt, en niet naar de inzetting, die hij van ons ontvangen heeft.
2 Thessalonicensen 3:10Want ook toen wij bij u waren, hebben wij u dit bevolen, dat, zo iemand niet wil werken, hij ook niet ete.
Hebreeen 5:12Want gij, daar gij leraars behoordet te zijn vanwege den tijd, hebt wederom van node, dat men u lere, welke de eerste beginselen zijn der woorden Gods; en gij zijt geworden, [als] die melk van node hebben, en niet vaste spijze.
Hebreeen 9:20Zeggende: Dit is het bloed des testaments, hetwelk God aan ulieden heeft geboden.
Hebreeen 13:21Die volmake u in alle goed werk, opdat gij Zijn wil moogt doen; werkende in u, hetgeen voor Hem welbehagelijk is, door Jezus Christus; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.
Hebreeen 13:22Doch ik bid u, broeders, verdraagt het woord dezer vermaning; want ik heb u in het kort geschreven.
Hebreeen 13:23Weet, dat de broeder Timotheus losgelaten is, met welken (zo hij haast komt) ik u zal zien.
Hebreeen 13:24Groet al uw voorgangeren, en al de heiligen. U groeten die van Italie zijn.
Jakobus 2:6Maar gij hebt den armen oneer aangedaan. Overweldigen u niet de rijken, en trekken zij u [niet] tot de rechterstoelen?
Jakobus 2:7Lasteren zij niet den goeden naam, die over u aangeroepen is?
Jakobus 4:2Gij begeert, en hebt niet; gij benijdt en ijvert [naar dingen], en kunt ze niet verkrijgen; gij vecht en voert krijg, doch gij hebt niet, omdat gij niet bidt.
Jakobus 4:10Vernedert u voor den Heere, en Hij zal u verhogen.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs