G5330 Φαρισαῖος
Farizeeën

Bijbelteksten

Markus 10:2En de Farizeen, tot Hem komende, vraagden Hem, of het een man geoorloofd is, [zijn] vrouw te verlaten, Hem verzoekende.
Markus 12:13En zij zonden tot Hem enigen der Farizeen en der Herodianen, opdat zij Hem in [Zijn] rede vangen zouden.
Lukas 5:17En het geschiedde in een dier dagen, dat Hij leerde, en [er] zaten Farizeen en leraars der wet, die van alle vlekken van Galilea, en Judea, en Jeruzalem gekomen waren; en de kracht des Heeren was [er] om hen te genezen.
Lukas 5:21En de Schriftgeleerden en de Farizeen begonnen te overdenken, zeggende: Wie is Deze, Die [gods]lastering spreekt? Wie kan de zonden vergeven, dan God alleen?
Lukas 5:30En hun Schriftgeleerden en de Farizeen murmureerden tegen Zijn discipelen, zeggende: Waarom eet en drinkt gij met tollenaren en zondaren?
Lukas 5:33En zij zeiden tot Hem: Waarom vasten de discipelen van Johannes dikmaals, en doen gebeden, desgelijks ook [de discipelen] der Farizeen, maar de Uwe eten en drinken?
Lukas 6:2En sommigen der Farizeen zeiden tot hen: Waarom doet gij, wat niet geoorloofd is te doen op de sabbatten?
Lukas 6:7En de Schriftgeleerden en de Farizeen namen Hem waar, of Hij op den sabbat genezen zou; opdat zij [enige] beschuldiging tegen Hem mochten vinden.
Lukas 7:30Maar de Farizeen en de wetgeleerden hebben den raad Gods tegen zichzelven verworpen, van hem niet gedoopt zijnde.
Lukas 7:36En een der Farizeen bad Hem, dat Hij met hem ate; en ingegaan zijnde in des Farizeers huis, zat Hij aan.
Lukas 7:37En ziet, een vrouw in de stad, welke een zondares was, verstaande, dat Hij in des Farizeers huis aanzat, bracht een albasten fles met zalf.
Lukas 7:39En de Farizeer, die Hem genood had, [zulks] ziende, sprak bij zichzelven, zeggende: Deze, indien Hij een profeet ware, zou wel weten, wat en hoedanige vrouw deze is, die Hem aanraakt; want zij is een zondares.
Lukas 11:37Als Hij nu [dit] sprak, bad Hem een zeker Farizeer, dat Hij bij hem het middagmaal wilde eten; en ingegaan zijnde, zat Hij aan.
Lukas 11:38En de Farizeer, [dat] ziende, verwonderde zich, dat Hij niet eerst, voor het middagmaal, Zich gewassen had.
Lukas 11:39En de Heere zeide tot hem: Nu gij Farizeen, gij reinigt het buitenste des drinkbekers en des schotels; maar het binnenste van u is vol van roof en boosheid.
Lukas 11:42Maar wee u, Farizeen, want gij vertient munte, en ruite, en alle moeskruid, en gij gaat voorbij het oordeel en de liefde Gods. Dit moest men doen, en het andere niet nalaten.
Lukas 11:43Wee u, Farizeen, want gij bemint het voorgestoelte in de synagogen, en de begroetingen op de markten.
Lukas 11:44Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeen, gij geveinsden, want gij zijt gelijk de graven, die niet openbaar zijn, en de mensen, die daarover wandelen, weten het niet.
Lukas 11:53En als Hij deze dingen tot hen zeide, begonnen de Schriftgeleerden en Farizeen hard aan te houden, en Hem van vele dingen te doen spreken;
Lukas 12:1Daarentussen als vele duizenden der schare bijeenvergaderd waren, zodat zij elkander vertraden, begon Hij te zeggen tot Zijn discipelen: Vooreerst wacht uzelven voor den zuurdesem der Farizeen, welke is geveinsdheid.

Mede mogelijk dankzij