Lukas 13:31 | Te dienzelfden dage kwamen er enige Farizeen, zeggende tot Hem: Ga weg, en vertrek van hier; want Herodes wil U doden. |
Lukas 14:1 | En het geschiedde, als Hij gekomen was in het huis van een der oversten der Farizeen, op den sabbat, om brood te eten, dat zij Hem waarnamen. |
Lukas 14:3 | En Jezus, antwoordende, zeide tot de wetgeleerden en Farizeen, en sprak: Is het ook geoorloofd op den sabbat gezond te maken? |
Lukas 15:2 | En de Farizeen en de Schriftgeleerden murmureerden, zeggende: Deze ontvangt de zondaars, en eet met hen. |
Lukas 16:14 | En al deze dingen hoorden ook de Farizeen, die geldgierig waren, en zij beschimpten Hem. |
Lukas 17:20 | En gevraagd zijnde van de Farizeen, wanneer het Koninkrijk Gods komen zou, heeft Hij hun geantwoord en gezegd: Het Koninkrijk Gods komt niet met uiterlijk gelaat. |
Lukas 18:10 | Twee mensen gingen op in den tempel om te bidden, de een was een Farizeer, en de ander een tollenaar. |
Lukas 18:11 | De Farizeer, staande, bad dit bij zichzelven: O God! ik dank U, dat ik niet ben gelijk de anderen mensen, rovers, onrechtvaardigen, overspelers; of ook gelijk deze tollenaar. |
Lukas 19:39 | En sommigen der Farizeen uit de schare zeiden tot Hem: Meester, bestraf Uw discipelen. |
Johannes 1:24 | En de afgezondenen waren uit de Farizeen; |
Johannes 3:1 | En er was een mens uit de Farizeen, wiens naam was Nicodemus, een overste der Joden; |
Johannes 4:1 | Als dan de Heere verstond, dat de Farizeen gehoord hadden, dat Jezus meer discipelen maakte en doopte dan Johannes; |
Johannes 7:32 | De Farizeen hoorden, dat de schare dit van Hem murmelde; en de Farizeen en de overpriesters zonden dienaren, opdat zij Hem grijpen zouden. |
Johannes 7:45 | De dienaars dan kwamen tot de overpriesters en Farizeen; en die zeiden tot hen: Waarom hebt gij Hem niet gebracht? |
Johannes 7:47 | De Farizeen dan antwoordden hun: Zijt ook gijlieden verleid? |
Johannes 7:48 | Heeft iemand uit de oversten in Hem geloofd, of uit de Farizeen? |
Johannes 8:3 | En de Schriftgeleerden en de Farizeen brachten tot Hem een vrouw, in overspel gegrepen. |
Johannes 8:13 | De Farizeen dan zeiden tot Hem: Gij getuigt van Uzelven; Uw getuigenis is niet waarachtig. |
Johannes 9:13 | Zij brachten hem tot de Farizeen, hem [namelijk], die te voren blind [geweest was]. |
Johannes 9:15 | De Farizeen dan vraagden hem ook wederom, hoe hij ziende geworden was. En hij zeide tot hen: Hij legde slijk op mijn ogen, en ik wies mij, en ik zie. |