G5330 Φαρισαῖος
Farizeeën

Bijbelteksten

Lukas 13:31Te dienzelfden dage kwamen er enige Farizeen, zeggende tot Hem: Ga weg, en vertrek van hier; want Herodes wil U doden.
Lukas 14:1En het geschiedde, als Hij gekomen was in het huis van een der oversten der Farizeen, op den sabbat, om brood te eten, dat zij Hem waarnamen.
Lukas 14:3En Jezus, antwoordende, zeide tot de wetgeleerden en Farizeen, en sprak: Is het ook geoorloofd op den sabbat gezond te maken?
Lukas 15:2En de Farizeen en de Schriftgeleerden murmureerden, zeggende: Deze ontvangt de zondaars, en eet met hen.
Lukas 16:14En al deze dingen hoorden ook de Farizeen, die geldgierig waren, en zij beschimpten Hem.
Lukas 17:20En gevraagd zijnde van de Farizeen, wanneer het Koninkrijk Gods komen zou, heeft Hij hun geantwoord en gezegd: Het Koninkrijk Gods komt niet met uiterlijk gelaat.
Lukas 18:10Twee mensen gingen op in den tempel om te bidden, de een was een Farizeer, en de ander een tollenaar.
Lukas 18:11De Farizeer, staande, bad dit bij zichzelven: O God! ik dank U, dat ik niet ben gelijk de anderen mensen, rovers, onrechtvaardigen, overspelers; of ook gelijk deze tollenaar.
Lukas 19:39En sommigen der Farizeen uit de schare zeiden tot Hem: Meester, bestraf Uw discipelen.
Johannes 1:24En de afgezondenen waren uit de Farizeen;
Johannes 3:1En er was een mens uit de Farizeen, wiens naam was Nicodemus, een overste der Joden;
Johannes 4:1Als dan de Heere verstond, dat de Farizeen gehoord hadden, dat Jezus meer discipelen maakte en doopte dan Johannes;
Johannes 7:32De Farizeen hoorden, dat de schare dit van Hem murmelde; en de Farizeen en de overpriesters zonden dienaren, opdat zij Hem grijpen zouden.
Johannes 7:45De dienaars dan kwamen tot de overpriesters en Farizeen; en die zeiden tot hen: Waarom hebt gij Hem niet gebracht?
Johannes 7:47De Farizeen dan antwoordden hun: Zijt ook gijlieden verleid?
Johannes 7:48Heeft iemand uit de oversten in Hem geloofd, of uit de Farizeen?
Johannes 8:3En de Schriftgeleerden en de Farizeen brachten tot Hem een vrouw, in overspel gegrepen.
Johannes 8:13De Farizeen dan zeiden tot Hem: Gij getuigt van Uzelven; Uw getuigenis is niet waarachtig.
Johannes 9:13Zij brachten hem tot de Farizeen, hem [namelijk], die te voren blind [geweest was].
Johannes 9:15De Farizeen dan vraagden hem ook wederom, hoe hij ziende geworden was. En hij zeide tot hen: Hij legde slijk op mijn ogen, en ik wies mij, en ik zie.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen