1 Corinthiers 6:18 | Vliedt de hoererij. Alle zonde, die de mens doet, is buiten het lichaam, maar die hoererij bedrijft, zondigt tegen zijn eigen lichaam. |
1 Corinthiers 10:14 | Daarom, mijn geliefden, vliedt van den afgodendienst. |
1 Timotheus 6:11 | Maar gij, o mens Gods, vlied deze dingen; en jaag naar gerechtigheid, godzaligheid, geloof, liefde, lijdzaamheid, zachtmoedigheid. |
2 Timotheus 2:22 | Maar vlied de begeerlijkheden der jonkheid; en jaag naar rechtvaardigheid, geloof, liefde, vrede, met degenen, die den Heere aanroepen uit een rein hart. |
Hebreeen 11:34 | De kracht des vuurs hebben uitgeblust, de scherpte des zwaards zijn ontvloden, uit zwakheid krachten hebben gekregen, in den krijg sterk geworden zijn, heirlegers der vreemden op de vlucht hebben gebracht. |
Hebreeen 12:25 | Ziet toe, dat gij Dien, Die spreekt, niet verwerpt; want indien dezen niet zijn ontvloden, die dengene verwierpen, welke op aarde Goddelijke antwoorden gaf, veelmeer [zullen] wij niet [ontvlieden], zo wij ons van Dien afkeren, Die van de hemelen [is]; |
Jakobus 4:7 | Zo onderwerpt u dan Gode; wederstaat den duivel, en hij zal van u vlieden. |
Openbaring 9:6 | En in die dagen zullen de mensen den dood zoeken, en zullen dien niet vinden; en zij zullen begeren te sterven, en de dood zal van hen vlieden. |
Openbaring 12:6 | En de vrouw vluchtte in de woestijn, alwaar zij een plaats had, [haar] van God bereid, opdat zij haar aldaar zouden voeden duizend tweehonderd zestig dagen. |
Openbaring 16:20 | En alle eiland is gevloden, en de bergen zijn niet gevonden. |
Openbaring 20:11 | En ik zag een groten witten troon, en Dengene, Die daarop zat, van Wiens aangezicht de aarde en de hemel wegvloden, en geen plaats is voor die gevonden. |