G5532 χρεία

Bijbelteksten

Johannes 16:30Nu weten wij, dat Gij alle dingen weet, en Gij hebt niet van node, dat U iemand vrage. Hierom geloven wij, dat Gij van God uitgegaan zijt.
Handelingen 2:45En zij verkochten [hun] goederen en have, en verdeelden dezelve aan allen, naar dat elk van node had.
Handelingen 4:35En aan een iegelijk werd uitgedeeld, naar dat elk van node had.
Handelingen 6:3Ziet dan om, broeders, naar zeven mannen uit u, die [goede] getuigenis hebben, vol des Heiligen Geestes en der wijsheid, welke wij mogen stellen over deze nodige zaak.
Handelingen 20:34En gijzelve weet, dat deze handen tot mijn nooddruft, en dergenen, die met mij waren, gediend hebben.
Handelingen 28:10Die ons ook eerden met veel eer, en als wij vertrekken zouden, bestelden zij [ons] hetgeen van node was.
Romeinen 12:13Deelt mede tot de behoeften der heiligen. Tracht naar herbergzaamheid.
1 Corinthiers 12:21En het oog kan niet zeggen tot de hand: Ik heb u niet van node; of wederom het hoofd tot de voeten: Ik heb u niet van node.
1 Corinthiers 12:24Doch onze sierlijke hebben het niet van node; maar God heeft het lichaam [alzo] samengevoegd, gevende overvloediger eer aan hetgeen gebrek [aan dezelve] heeft;
Efeziers 4:28Die gestolen heeft, stele niet meer, maar arbeide liever, werkende dat goed is met de handen, opdat hij hebbe mede te delen dengene, die nood heeft.
Efeziers 4:29Geen vuile rede ga uit uw mond, maar zo er enige goede [rede] is tot nuttige stichting, opdat zij genade geve dien, die dezelve horen.
Filippenzen 2:25Maar ik heb nodig geacht tot u te zenden Epafroditus, mijn broeder, en medearbeider en medestrijder, en uw afgezondene, en bedienaar mijner nooddruft;
Filippenzen 4:16Want ook in Thessalonica hebt gij mij eenmaal en andermaal gezonden, tot nooddruft.
Filippenzen 4:19Doch mijn God zal naar Zijn rijkdom vervullen al uw nooddruft, in heerlijkheid, door Christus Jezus.
1 Thessalonicensen 1:8Want van u is het Woord des Heeren luidbaar geworden niet alleen in Macedonie en Achaje; maar ook in alle plaatsen is uw geloof, dat [gij] op God [hebt], uitgegaan, zodat wij niet van node hebben, iets [daarvan] te spreken.
1 Thessalonicensen 4:9Van de broederlijke liefde nu hebt gij niet van node, dat ik u schrijve; want gijzelven zijt van God geleerd om elkander lief te hebben.
1 Thessalonicensen 4:12Opdat gij eerlijk wandelt bij degenen, die buiten zijn, en geen ding van node hebt.
1 Thessalonicensen 5:1Maar van de tijden en de gelegenheden, broeders, hebt gij niet van node, dat men u schrijve.
Titus 3:14En dat ook de onzen leren, goede werken voor te staan tot nodig gebruik, opdat zij niet onvruchtbaar zijn.
Hebreeen 5:12Want gij, daar gij leraars behoordet te zijn vanwege den tijd, hebt wederom van node, dat men u lere, welke de eerste beginselen zijn der woorden Gods; en gij zijt geworden, [als] die melk van node hebben, en niet vaste spijze.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel