G5627

Bijbelteksten

Mattheus 14:23En als Hij nu de scharen van Zich gelaten had, klom Hij op den berg alleen, om te bidden. En als het nu avond was geworden, zo was Hij daar alleen.
Mattheus 14:25Maar ter vierde wake des nachts kwam Jezus af tot hen, wandelende op de zee.
Mattheus 14:28En Petrus antwoordde Hem, en zeide: Heere! indien Gij het zijt, zo gebied mij tot U te komen op het water.
Mattheus 14:29En Hij zeide: Kom. En Petrus klom neder van het schip, en wandelde op het water, om tot Jezus te komen.
Mattheus 14:34En overgevaren zijnde, kwamen zij in het land Gennesaret.
Mattheus 15:3Maar Hij, antwoordende, zeide tot hen: Waarom overtreedt ook gij het gebod Gods, door uw inzetting?
Mattheus 15:10En als Hij de schare tot Zich geroepen had, zeide Hij tot hen: Hoort en verstaat.
Mattheus 15:12Toen kwamen Zijn discipelen tot Hem, en zeiden tot Hem: Weet Gij [wel], dat de Farizeen deze rede horende, geergerd zijn geweest?
Mattheus 15:13Maar Hij, antwoordende, zeide: Alle plant, die Mijn hemelse Vader niet geplant heeft, zal uitgeroeid worden.
Mattheus 15:15En Petrus, antwoordende, zeide tot Hem: Verklaar ons deze gelijkenis.
Mattheus 15:16Maar Jezus zeide: Zijt ook gijlieden alsnog onwetende?
Mattheus 15:24Maar Hij, antwoordende, zeide: Ik ben niet gezonden, dan tot de verloren schapen van het huis Israels.
Mattheus 15:26Doch Hij antwoordde en zeide: Het is niet betamelijk het brood der kinderen te nemen, en den hondekens [voor] te werpen.
Mattheus 15:27En zij zeide: Ja, Heere! doch de hondekens eten ook van de brokjes die er vallen van de tafel hunner heren.
Mattheus 15:28Toen antwoordde Jezus, en zeide tot haar: O vrouw! groot is uw geloof; u geschiede, gelijk gij wilt. En haar dochter werd gezond van diezelfde ure.
Mattheus 15:29En Jezus, van daar vertrekkende, kwam aan de zee van Galilea, en klom op den berg, en zat daar neder.
Mattheus 15:32En Jezus, Zijn discipelen tot Zich geroepen hebbende, zeide: Ik word innerlijk met ontferming bewogen over de schare, omdat zij nu drie dagen bij Mij gebleven zijn, en hebben niet wat zij eten zouden; en Ik wil hen niet nuchteren van Mij laten, opdat zij op den weg niet bezwijken.
Mattheus 15:34En Jezus zeide tot hen: Hoevele broden hebt gij? Zij zeiden: Zeven, en weinige visjes.
Mattheus 15:37En zij aten allen en werden verzadigd, en zij namen op, het overschot der brokken, zeven volle manden.
Mattheus 15:39En de scharen van Zich gelaten hebbende, ging Hij in het schip, en kwam in de landpalen van Magdala.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen