Mattheus 14:23 | En als Hij nu de scharen van Zich gelaten had, klom Hij op den berg alleen, om te bidden. En als het nu avond was geworden, zo was Hij daar alleen. |
Mattheus 14:25 | Maar ter vierde wake des nachts kwam Jezus af tot hen, wandelende op de zee. |
Mattheus 14:28 | En Petrus antwoordde Hem, en zeide: Heere! indien Gij het zijt, zo gebied mij tot U te komen op het water. |
Mattheus 14:29 | En Hij zeide: Kom. En Petrus klom neder van het schip, en wandelde op het water, om tot Jezus te komen. |
Mattheus 14:34 | En overgevaren zijnde, kwamen zij in het land Gennesaret. |
Mattheus 15:3 | Maar Hij, antwoordende, zeide tot hen: Waarom overtreedt ook gij het gebod Gods, door uw inzetting? |
Mattheus 15:10 | En als Hij de schare tot Zich geroepen had, zeide Hij tot hen: Hoort en verstaat. |
Mattheus 15:12 | Toen kwamen Zijn discipelen tot Hem, en zeiden tot Hem: Weet Gij [wel], dat de Farizeen deze rede horende, geergerd zijn geweest? |
Mattheus 15:13 | Maar Hij, antwoordende, zeide: Alle plant, die Mijn hemelse Vader niet geplant heeft, zal uitgeroeid worden. |
Mattheus 15:15 | En Petrus, antwoordende, zeide tot Hem: Verklaar ons deze gelijkenis. |
Mattheus 15:16 | Maar Jezus zeide: Zijt ook gijlieden alsnog onwetende? |
Mattheus 15:24 | Maar Hij, antwoordende, zeide: Ik ben niet gezonden, dan tot de verloren schapen van het huis Israels. |
Mattheus 15:26 | Doch Hij antwoordde en zeide: Het is niet betamelijk het brood der kinderen te nemen, en den hondekens [voor] te werpen. |
Mattheus 15:27 | En zij zeide: Ja, Heere! doch de hondekens eten ook van de brokjes die er vallen van de tafel hunner heren. |
Mattheus 15:28 | Toen antwoordde Jezus, en zeide tot haar: O vrouw! groot is uw geloof; u geschiede, gelijk gij wilt. En haar dochter werd gezond van diezelfde ure. |
Mattheus 15:29 | En Jezus, van daar vertrekkende, kwam aan de zee van Galilea, en klom op den berg, en zat daar neder. |
Mattheus 15:32 | En Jezus, Zijn discipelen tot Zich geroepen hebbende, zeide: Ik word innerlijk met ontferming bewogen over de schare, omdat zij nu drie dagen bij Mij gebleven zijn, en hebben niet wat zij eten zouden; en Ik wil hen niet nuchteren van Mij laten, opdat zij op den weg niet bezwijken. |
Mattheus 15:34 | En Jezus zeide tot hen: Hoevele broden hebt gij? Zij zeiden: Zeven, en weinige visjes. |
Mattheus 15:37 | En zij aten allen en werden verzadigd, en zij namen op, het overschot der brokken, zeven volle manden. |
Mattheus 15:39 | En de scharen van Zich gelaten hebbende, ging Hij in het schip, en kwam in de landpalen van Magdala. |