Handelingen 23:31 | De krijgsknechten dan, gelijk hun bevolen was, namen Paulus, en brachten hem des nachts tot Antipatris. |
Handelingen 23:33 | Dewelken als zij te Cesarea gekomen waren, en den brief den stadhouder overgeleverd hadden, hebben zij ook Paulus voor hem gesteld. |
Handelingen 23:34 | En de stadhouder, [den brief] gelezen hebbende, vraagde, uit wat provincie hij was; en verstaande, dat hij van Cilicie was, |
Handelingen 24:5 | Want wij hebben dezen man bevonden te zijn een pest, en een, die oproer verwekt onder al de Joden, door de [ganse] wereld, en een oppersten voorstander van de sekte der Nazarenen. |
Handelingen 24:20 | Of dat dezen zelf zeggen of zij enig onrecht in mij gevonden hebben, als ik voor den raad stond; |
Handelingen 24:22 | Toen nu Felix dit gehoord had, stelde hij hen uit, zeggende: Als ik nader wetenschap van dezen weg zal hebben, wanneer Lysias, de overste, zal afgekomen zijn, zo zal ik volle kennis nemen van uw zaken. |
Handelingen 24:25 | En als hij handelde van rechtvaardigheid, en matigheid, en [van] het toekomende oordeel, Felix, zeer bevreesd geworden zijnde, antwoordde: Voor ditmaal ga heen; en als ik gelegenen tijd zal hebben bekomen, zo zal ik u tot mij roepen. |
Handelingen 25:1 | Festus dan, in de provincie gekomen zijnde, ging na drie dagen van Cesarea op naar Jeruzalem. |
Handelingen 25:5 | Die dan, zeide hij, onder u kunnen, dat zij mede afreizen, en zo er iets onbehoorlijks in dezen man is, dat zij hem beschuldigen. |
Handelingen 25:6 | En als hij onder hen niet meer dan tien dagen doorgebracht had, kwam hij af naar Cesarea; en des anderen daags, op den rechterstoel gezeten zijnde, beval hij, dat Paulus zou [voor]gebracht worden. |
Handelingen 25:9 | Maar Festus, willende den Joden gunst bewijzen, antwoordde Paulus, en zeide: Wilt gij naar Jeruzalem opgaan, en aldaar voor mij over deze dingen geoordeeld worden? |
Handelingen 25:17 | Als zij dan gezamenlijk alhier gekomen waren, zo heb ik, geen uitstel nemende, des [daags] daaraan op den rechterstoel gezeten, en beval, dat de man zoude [voor]gebracht worden; |
Handelingen 25:23 | Des anderen daags dan, als Agrippa gekomen was en Bernice, met grote pracht, en als zij ingegaan waren in het rechthuis, met de oversten over duizend, en de mannen, die de voornaamsten de stad waren, werd Paulus op bevel van Festus [voor]gebracht. |
Handelingen 26:10 | Hetwelk ik ook gedaan heb te Jeruzalem, en ik heb velen van de heiligen in de gevangenissen gesloten, de macht van de overpriesters ontvangen hebbende; en als zij omgebracht werden, stemde ik het toe. |
Handelingen 26:14 | En als wij allen ter aarde nedergevallen waren, hoorde ik een stem, tot mij sprekende, en zeggende in de Hebreeuwse taal: Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij? Het is u hard, tegen de prikkels de verzenen te slaan. |
Handelingen 26:22 | Dan, hulp van God verkregen hebbende, sta ik tot op dezen dag, betuigende beiden klein en groot; niets zeggende buiten hetgeen de profeten en Mozes gesproken hebben, dat geschieden zoude: |
Handelingen 26:30 | En als hij dit gezegd had, stond de koning op, en de stadhouder, en Bernice, en die met hen gezeten waren; |
Handelingen 27:2 | En in een Adramyttenisch schip gegaan zijnde, alzo wij de plaatsen langs Azie bevaren zouden, voeren wij af; en Aristarchus, de Macedonier van Thessalonica, was met ons. |
Handelingen 27:6 | En de hoofdman, aldaar een schip gevonden hebbende van Alexandrie, dat naar Italie voer, deed ons in hetzelve overgaan. |
Handelingen 27:15 | En als het schip daarmede weggerukt werd, en niet kon tegen den wind opzeilen, gaven wij het op, en dreven heen. |