Handelingen 19:41 | |
Mattheus 1:2 | Abraham gewon Izak, en Izak gewon Jakob, en Jakob gewon Juda, en zijn broeders; |
Mattheus 1:3 | En Juda gewon Fares en Zara bij Thamar; en Fares gewon Esrom, en Esrom gewon Aram; |
Mattheus 1:4 | En Aram gewon Aminadab, en Aminadab gewon Nahasson, en Nahasson gewon Salmon; |
Mattheus 1:5 | En Salmon gewon Booz bij Rachab, en Booz gewon Obed bij Ruth, en Obed gewon Jessai; |
Mattheus 1:6 | En Jessai gewon David, den koning; en David, den koning, gewon Salomon bij degene, die Uria's [vrouw was geweest]; |
Mattheus 1:7 | En Salomon gewon Roboam, en Roboam gewon Abia, en Abia gewon Asa; |
Mattheus 1:8 | En Asa gewon Josafat, en Josafat gewon Joram, en Joram gewon Ozias; |
Mattheus 1:9 | En Ozias gewon Joatham, en Joatham gewon Achaz, en Achaz gewon Ezekias; |
Mattheus 1:10 | En Ezekias gewon Manasse, en Manasse gewon Amon, en Amon gewon Josias; |
Mattheus 1:11 | En Josias gewon Jechonias, en zijn broeders, omtrent de Babylonische overvoering. |
Mattheus 1:12 | En na de Babylonische overvoering gewon Jechonias Salathiel, en Salathiel gewon Zorobabel; |
Mattheus 1:13 | En Zorobabel gewon Abiud, en Abiud gewon Eljakim, en Eljakim gewon Azor; |
Mattheus 1:14 | En Azor gewon Sadok, en Sadok gewon Achim, en Achim gewon Eliud; |
Mattheus 1:15 | En Eliud gewon Eleazar, en Eleazar gewon Matthan, en Matthan gewon Jakob; |
Mattheus 1:16 | En Jakob gewon Jozef, den man van Maria, uit welke geboren is JEZUS, gezegd Christus. |
Mattheus 1:24 | Jozef dan, opgewekt zijnde van den slaap, deed, gelijk de engel des Heeren hem bevolen had, en heeft zijn vrouw tot zich genomen; |
Mattheus 1:25 | En bekende haar niet, totdat zij dezen haar eerstgeboren Zoon gebaard had; en heette Zijn naam JEZUS. |
Mattheus 2:7 | Toen heeft Herodes de wijzen heimelijk geroepen, en vernam naarstiglijk van hen den tijd, wanneer de ster verschenen was; |
Mattheus 2:11 | En in het huis gekomen zijnde, vonden zij het Kindeken met Maria, Zijn moeder, en nedervallende hebben zij Hetzelve aangebeden; en hun schatten opengedaan hebbende, brachten zij Hem geschenken: goud en wierook, en mirre. |