Johannes 14:8 | Filippus zeide tot Hem: Heere, toon ons den Vader, en het is ons genoeg. |
Johannes 14:9 | Jezus zeide tot hem: Ben Ik zo langen tijd met ulieden, en hebt gij Mij niet gekend, Filippus? Die Mij gezien heeft, die heeft den Vader gezien; en hoe zegt gij: Toon ons den Vader? |
Johannes 14:15 | Indien gij Mij liefhebt, zo bewaart Mijn geboden. |
Johannes 15:4 | Blijft in Mij, en Ik in u. Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen van zichzelve, zo zij niet in den wijnstok blijft; alzo ook gij niet, zo gij in Mij niet blijft. |
Johannes 15:9 | Gelijkerwijs de Vader Mij liefgehad heeft, heb Ik ook u liefgehad; blijft in deze Mijn liefde. |
Johannes 16:29 | Zijn discipelen zeiden tot Hem: Zie, nu spreekt Gij vrijuit, en zegt geen gelijkenis. |
Johannes 17:1 | Dit heeft Jezus gesproken, en Hij hief Zijn ogen op naar den hemel, en zeide: Vader, de ure is gekomen, verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijke. |
Johannes 17:5 | En nu verheerlijk Mij, Gij Vader, bij Uzelven, met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was. |
Johannes 17:11 | En Ik ben niet meer in de wereld, maar deze zijn in de wereld, en Ik kome tot U, Heilige Vader, bewaar ze in Uw Naam, die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij een zijn, gelijk als Wij. |
Johannes 17:17 | Heilig ze in Uw waarheid; Uw woord is de waarheid. |
Johannes 18:21 | Wat ondervraagt gij Mij? Ondervraag degenen, die het gehoord hebben, wat Ik tot hen gesproken heb; zie, dezen weten, wat Ik gezegd heb. |
Johannes 18:23 | Jezus antwoordde hem: Indien Ik kwalijk gesproken heb, betuig van het kwade; en indien wel, waarom slaat gij Mij? |
Johannes 18:31 | Pilatus dan zeide tot hen: Neemt gij Hem, en oordeelt Hem naar uw wet. De Joden dan zeiden tot hem: Het is ons niet geoorloofd iemand te doden. |
Johannes 19:4 | Pilatus dan kwam wederom uit, en zeide tot hen: Ziet, ik breng Hem tot ulieden uit, opdat gij wetet, dat ik in Hem geen schuld vinde. |
Johannes 19:5 | Jezus dan kwam uit, dragende de doornenkroon, en het purperen kleed. En [Pilatus] zeide tot hen: Ziet, de Mens! |
Johannes 19:6 | Als Hem dan de overpriesters en de dienaars zagen, riepen zij, zeggende: Kruis [Hem], kruis [Hem]! Pilatus zeide tot hen: Neemt gijlieden Hem en kruist [Hem]; want ik vind in Hem geen schuld. |
Johannes 19:14 | En het was de voorbereiding van het pascha, en omtrent de zesde ure; en hij zeide tot de Joden: Ziet, uw Koning! |
Johannes 19:15 | Maar zij riepen: Neem weg, neem weg, kruis Hem! Pilatus zeide tot hen: Zal ik uw Koning kruisigen? De overpriesters antwoordden: Wij hebben geen koning, dan den keizer. |
Johannes 20:27 | Daarna zeide Hij tot Thomas: Breng uw vinger hier, en zie Mijn handen, en breng uw hand, en steek ze in Mijn zijde; en zijt niet ongelovig, maar gelovig. |
Johannes 21:10 | Jezus zeide tot hen: Brengt van de vissen, die gij nu gevangen hebt. |