G5658

Bijbelteksten

Handelingen 25:7En als hij daar gekomen was, stonden de Joden, die van Jeruzalem afgekomen waren, rondom [hem], vele en zware beschuldigingen tegen Paulus voortbrengende, die zij niet konden bewijzen;
Handelingen 25:22En Agrippa zeide tot Festus: Ik wilde ook zelf dien mens [wel] horen. En hij zeide: Morgen zult gij hem horen.
Handelingen 25:26Van welken ik niets zekers heb aan den heer te schrijven; daarom heb ik hem voor ulieden voorgebracht, en meest voor u, koning Agrippa, opdat ik, na gedane onderzoeking, wat heb te schrijven.
Handelingen 25:27Want het dunkt mij tegen rede, een gevangene te zenden, [en] niet ook de beschuldigingen, die tegen hem zijn, te kennen te geven.
Handelingen 26:3Allermeest, dewijl ik weet, dat gij kennis hebt van alle gewoonten en vragen, die onder de Joden zijn. Daarom bid ik u, dat gij mij lankmoediglijk hoort.
Handelingen 26:7Tot dewelke onze twaalf geslachten, geduriglijk nacht en dag [God] dienende, verhopen te komen; over welke hoop ik, o koning Agrippa, van de Joden word beschuldigd.
Handelingen 26:9Ik meende waarlijk bij mijzelven, dat ik tegen den Naam van Jezus van Nazareth vele wederpartijdige dingen moest doen.
Handelingen 26:18Om hun ogen te openen, en [hen] te bekeren van de duisternis tot het licht, en [van] de macht des satans tot God; opdat zij vergeving der zonden ontvangen, en een erfdeel onder de geheiligden, door het geloof in Mij.
Handelingen 27:12En alzo de haven ongelegen was om te overwinteren, vond het meerder[deel] geraden ook van daar te varen, of zij enigszins te Fenix konden aankomen om te overwinteren, zijnde een haven in Kreta, strekkende tegen het zuidwesten en tegen het noordwesten.
Handelingen 27:21En als men langen tijd zonder eten geweest was, toen stond Paulus [op] in het midden van hen, en zeide: O mannen, men behoorde mij wel gehoor gegeven te hebben, en van Kreta niet afgevaren te zijn, en dezen hinder en deze schade verhoed te hebben;
Handelingen 27:39En toen het dag werd, kenden zij het land niet; maar zij merkten een zekeren inham, die een oever had, tegen denwelken zij geraden vonden, zo zij konden, het schip aan te zetten.
Handelingen 27:43Maar de hoofdman, willen Paulus behouden, belette hun dat voornemen, en beval, dat degenen, die zwemmen konden, zich eerst zouden afwerpen, en te land komen;
Handelingen 28:14Alwaar wij broeders vonden, en werden gebeden, zeven dagen bij hen te blijven; en alzo gingen wij naar Rome.
Handelingen 28:18Dewelken, mij onderzocht hebbende, wilden [mij] loslaten, omdat geen schuld des doods in mij was.
Handelingen 28:19Maar als de Joden [zulks] tegenspraken, werd ik genoodzaakt mij op den keizer te beroepen; [doch] niet, alsof ik iets had, mijn volk te beschuldigen.
Handelingen 28:20Om deze oorzaak dan heb ik u bij mij geroepen, om [u] te zien en aan te spreken; want vanwege de hope Israels ben ik met deze keten omvangen.
Handelingen 28:22Maar wij begeren wel van u te horen, wat gij gevoelt; want wat deze sekte aangaat, ons is bekend, dat zij overal tegengesproken wordt.
Romeinen 3:15Hun voeten zijn snel om bloed te vergieten;
Romeinen 4:21En ten volle verzekerd zijnde, dat hetgeen beloofd was, Hij ook machtig was te doen.
Romeinen 7:5Want toen wij in het vlees waren, wrochten de bewegingen der zonden, die door de wet zijn, in onze leden, om den dood vruchten te dragen.

Mede mogelijk dankzij