Johannes 2:23 | En als Hij te Jeruzalem was, op het pascha, in het feest, geloofden velen in Zijn Naam, ziende Zijn tekenen, die Hij deed. |
Johannes 2:25 | En omdat Hij niet van node had, dat iemand getuigen zou van den mens; want Hij Zelf wist, wat in den mens was. |
Johannes 3:1 | En er was een mens uit de Farizeen, wiens naam was Nicodemus, een overste der Joden; |
Johannes 3:19 | En dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht; want hun werken waren boos. |
Johannes 3:23 | En Johannes doopte ook in Enon bij Salim, dewijl aldaar vele wateren waren; en zij kwamen daar, en werden gedoopt. |
Johannes 3:24 | Want Johannes was nog niet in de gevangenis geworpen. |
Johannes 3:26 | En zij kwamen tot Johannes, en zeiden tot hem: Rabbi, Die met u was over de Jordaan, Welken gij getuigenis gaaft, zie, Die doopt, en zij komen allen tot Hem. |
Johannes 4:6 | En aldaar was de fontein Jakobs. Jezus dan, vermoeid zijnde van de reize, zat alzo neder nevens de fontein. Het was omtrent de zesde ure. |
Johannes 4:46 | Zo kwam dan Jezus wederom te Kana in Galilea, waar Hij het water wijn gemaakt had. En er was een zeker koninklijk [hoveling], wiens zoon krank was, te Kapernaum. |
Johannes 5:1 | Na dezen was een feest der Joden, en Jezus ging op naar Jeruzalem. |
Johannes 5:5 | En aldaar was een zeker mens, die acht en dertig jaren krank gelegen had. |
Johannes 5:9 | En terstond werd de mens gezond, en nam zijn beddeken op en wandelde. En het was sabbat op denzelven dag. |
Johannes 5:35 | Hij was een brandende en lichtende kaars; en gij hebt ulieden voor een korten tijd in zijn licht willen verheugen. |
Johannes 6:4 | En het pascha, het feest der Joden, was nabij. |
Johannes 6:10 | En Jezus zeide: Doet de mensen nederzitten. En er was veel gras in die plaats. Zo zaten dan de mannen neder, omtrent vijf duizend in getal. |
Johannes 6:22 | Des anderen daags de schare, die aan de andere zijde der zee stond, ziende, dat aldaar geen ander scheepje was dan dat ene, daar Zijn discipelen ingegaan waren, en dat Jezus met Zijn discipelen in dat scheepje niet was gegaan, maar [dat] Zijn discipelen alleen weggevaren waren; |
Johannes 6:62 | [Wat zou het] dan [zijn], zo gij de Zoon des mensen zaagt opvaren, daar Hij te voren was? |
Johannes 7:2 | En het feest der Joden, [namelijk] de [loof]huttenzetting, was nabij. |
Johannes 7:12 | En er was veel gemurmels van Hem onder de scharen. Sommigen zeiden: Hij is goed; en anderen zeiden: Neen, maar Hij verleidt de schare. |
Johannes 7:39 | (En dit zeide Hij van den Geest, Denwelken ontvangen zouden, die in Hem geloven; want de Heilige Geest was nog niet, overmits Jezus nog niet verheerlijkt was.) |