G5713

Bijbelteksten

Lukas 5:18En ziet, [enige] mannen brachten op een bed een mens, die geraakt was, en zochten hem in te brengen, en voor Hem te leggen.
Lukas 5:29En Levi richtte Hem een groten maaltijd aan, in zijn huis; en [er] was een grote schare van tollenaren, en van anderen, die met hen aanzaten.
Lukas 6:6En het geschiedde ook op een anderen sabbat, dat Hij in de synagoge ging, en leerde. En daar was een mens, en zijn rechterhand was dor.
Lukas 6:12En het geschiedde in die dagen, dat Hij uitging naar den berg, om te bidden, en Hij bleef den nacht over in het gebed tot God.
Lukas 7:2En een dienstknecht van een zeker hoofdman over honderd, die hem zeer waard was, krank zijnde, lag op zijn sterven.
Lukas 7:12En als Hij de poort der stad genaakte, zie daar, een dode werd uitgedragen, [die] een eniggeboren zoon zijner moeder [was], en zij [was] weduwe en een grote schare van de stad [was] met haar.
Lukas 7:37En ziet, een vrouw in de stad, welke een zondares was, verstaande, dat Hij in des Farizeers huis aanzat, bracht een albasten fles met zalf.
Lukas 7:39En de Farizeer, die Hem genood had, [zulks] ziende, sprak bij zichzelven, zeggende: Deze, indien Hij een profeet ware, zou wel weten, wat en hoedanige vrouw deze is, die Hem aanraakt; want zij is een zondares.
Lukas 7:41[Jezus zeide]: Een zeker schuldheer had twee schuldenaars; de een was schuldig vijfhonderd penningen, en de andere vijftig;
Lukas 7:44En Hij, Zich omkerende naar de vrouw, zeide tot Simon: Ziet gij deze vrouw? Ik ben in uw huis gekomen; water hebt gij niet tot Mijn voeten gegeven; maar deze heeft Mijn voeten met tranen nat gemaakt, en met het haar van haar hoofd afgedroogd.
Lukas 8:2En sommige vrouwen, die van boze geesten en krankheden genezen waren, [namelijk] Maria, genaamd Magdalena, van welke zeven duivelen uitgegaan waren;
Lukas 8:32En aldaar was een kudde veler zwijnen, weidende op den berg; en zij baden Hem, dat Hij hun wilde toelaten in dezelve te varen. En Hij liet het hun toe.
Lukas 8:40En het geschiedde, als Jezus wederkeerde, dat Hem de schare ontving; want zij waren allen Hem verwachtende.
Lukas 8:42Want hij had een enige dochter, van omtrent twaalf jaren, en deze lag op haar sterven. En als Hij heenging, zo verdrongen Hem de scharen.
Lukas 9:14Want er waren omtrent vijf duizend mannen. Doch Hij zeide tot Zijn discipelen: Doet hen nederzitten bij zaten, elk van vijftig.
Lukas 9:18En het geschiedde, als Hij alleen was biddende, dat de discipelen met Hem waren, en Hij vraagde hen, zeggende: Wie zeggen de scharen, dat Ik ben?
Lukas 9:30En ziet, twee mannen spraken met Hem, welke waren Mozes en Elias.
Lukas 9:32Petrus nu, en die met hem [waren], waren met slaap bezwaard; en ontwaakt zijnde, zagen zij Zijn heerlijkheid, en de twee mannen, die bij Hem stonden.
Lukas 9:45Maar zij verstonden dit woord niet, en het was voor hen verborgen, alzo dat zij het niet begrepen; en zij vreesden van dat woord Hem te vragen.
Lukas 9:53En zij ontvingen Hem niet, omdat Zijn aangezicht was [als] reizende naar Jeruzalem.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken