G5720

Bijbelteksten

Handelingen 18:9En de Heere zeide tot Paulus door een gezicht in den nacht: Zijt niet bevreesd, maar spreek en zwijg niet.
Handelingen 19:38Indien dan nu Demetrius, en die met hem van de kunst zijn, tegen iemand enige zaak hebben, de rechtsdagen worden gehouden, en er zijn stadhouders; laat hen elkander verklagen.
Handelingen 20:28Zo hebt dan acht op uzelven en op de gehele kudde, over dewelke u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft, om de Gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed.
Handelingen 20:31Daarom waakt, en gedenkt, dat ik drie jaren [lang] nacht en dag, niet opgehouden heb een iegelijk met tranen te vermanen.
Handelingen 21:28Roepende: Gij Israelietische mannen, komt te hulp! Deze is de mens, die tegen het volk, en de wet, en deze plaats allen [man] overal leert; en bovendien heeft hij ook Grieken in den tempel gebracht, en heeft deze heilige plaats ontheiligd.
Handelingen 21:36Want de menigte des volks volgde, al roepende: Weg met hem!
Handelingen 22:22Zij hoorden hem nu tot dit woord toe; en zij verhieven hun stem, zeggende: Weg van de aarde met zulk een, want het is niet behoorlijk, dat hij leve.
Handelingen 22:26Als nu de hoofdman over honderd [dat] hoorde, ging hij toe, en boodschapte het den overste, zeggende: Zie, wat gij te doen hebt; want deze mens is een Romein.
Handelingen 22:27En de overste kwam toe, en zeide tot hem: Zeg mij, zijt gij een Romein? En hij zeide: Ja.
Handelingen 23:11En den volgenden nacht stond de Heere bij hem, en zeide: Heb goeden moed, Paulus, want gelijk gij te Jeruzalem van Mij betuigd hebt alzo moet gij ook te Rome getuigen.
Handelingen 25:5Die dan, zeide hij, onder u kunnen, dat zij mede afreizen, en zo er iets onbehoorlijks in dezen man is, dat zij hem beschuldigen.
Handelingen 25:24En Festus zeide: Koning Agrippa, en gij mannen allen, die met ons [hier] tegenwoordig zijt, gij ziet dezen, van welken mij de ganse menigte der Joden heeft aangesproken, beide te Jeruzalem en hier, roepende, dat hij niet meer behoort te leven.
Handelingen 27:25Daarom zijt goedsmoeds, mannen, want ik geloof Gode, dat het alzo zijn zal, gelijkerwijs het mij gezegd is.
Romeinen 6:12Dat dan de zonde niet heerse in uw sterfelijk lichaam, om haar te gehoorzamen in de begeerlijkheden deszelven [lichaams].
Romeinen 6:13En stelt uwe leden niet der zonde tot wapenen der ongerechtigheid; maar stelt uzelven Gode, als uit de doden levende [geworden] zijnde, en [stelt] uw leden Gode tot wapenen der gerechtigheid.
Romeinen 11:20Het is wel; zij zijn door ongeloof afgebroken, en gij staat door het geloof. Zijt niet hooggevoelende, maar vrees.
Romeinen 12:14Zegent hen, die u vervolgen; zegent en vervloekt niet.
Romeinen 12:20Indien dan uw vijand hongert, zo spijzigt hem; indien hem dorst, zo geeft hem te drinken; want dat doende, zult gij kolen vuurs op zijn hoofd hopen.
Romeinen 12:21Wordt van het kwade niet overwonnen, maar overwint het kwade door het goede.
Romeinen 13:3Want de oversten zijn niet [tot] een vreze den goeden werken, maar den kwaden. Wilt gij nu de macht niet vrezen, doe het goede, en gij zult lof van haar hebben;

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen