Romeinen 15:13 | De God nu der hoop vervulle ulieden met alle blijdschap en vrede in het geloven, opdat gij overvloedig moogt zijn in de hoop, door de kracht des Heiligen Geestes. |
Romeinen 15:14 | Doch, mijn broeders, ook ik zelf ben verzekerd van u, dat gij ook zelven vol zijt van goedheid, vervuld met alle kennis, machtig om ook elkander te vermanen. |
Romeinen 15:18 | Want ik zou niet durven iets zeggen, hetwelk Christus door mij niet gewrocht heeft, tot gehoorzaamheid der heidenen, met woorden en werken; |
Romeinen 16:17 | En ik bid u, broeders, neemt acht op degenen, die tweedracht en ergernissen aanrichten tegen de leer, die gij [van ons] geleerd hebt; en wijkt af van dezelve. |
1 Corinthiers 1:17 | Want Christus heeft mij niet gezonden, om te dopen, maar om het Evangelie te verkondigen; niet met wijsheid van woorden, opdat het kruis van Christus niet verijdeld worde. |
1 Corinthiers 4:6 | En deze dingen, broeders, heb ik op mijzelven en Apollos bij gelijkenis toegepast, om uwentwil; opdat gij aan ons zoudt leren, niet te gevoelen boven hetgeen geschreven is, dat gij niet, de een om eens anders wil, opgeblazen wordt tegen den ander. |
1 Corinthiers 5:1 | Men hoort ganselijk, [dat er] hoererij onder u [is], en zodanige hoererij, die ook onder de heidenen niet genoemd wordt, alzo dat er een zijns vaders huisvrouw heeft. |
1 Corinthiers 5:11 | Maar nu heb ik u geschreven, dat gij u niet zult vermengen, [namelijk] indien iemand, een broeder genaamd zijnde, een hoereerder is, of een gierigaard, of een afgodendienaar, of een lasteraar, of een dronkaard, of een rover; dat gij met zodanig een ook niet zult eten. |
1 Corinthiers 5:12 | Want wat heb ik ook die buiten zijn te oordelen? Oordeelt gijlieden niet die binnen zijn? |
1 Corinthiers 7:11 | En indien zij ook scheidt, dat zij ongetrouwd blijve, of met den man verzoene; en dat de man de vrouw niet verlate. |
1 Corinthiers 7:12 | Maar den anderen zeg ik, niet de Heere: Indien enig broeder een ongelovige vrouw heeft, en dezelve tevreden is bij hem te wonen, dat hij ze niet verlate. |
1 Corinthiers 7:13 | En een vrouw, die een ongelovige man heeft, en hij tevreden is bij haar te wonen, dat zij hem niet verlate. |
1 Corinthiers 7:26 | Ik houde dan dit goed te zijn, om den aanstaanden nood, dat het, [zeg ik], den mens goed is alzo te zijn. |
1 Corinthiers 7:36 | Maar zo iemand acht, dat hij ongevoegelijk handelt met zijn maagd, indien zij over den jeugdigen tijd gaat, en het alzo moet geschieden; die doe wat hij wil, hij zondigt niet; dat zij trouwen. |
1 Corinthiers 7:37 | Doch die vast staat in [zijn] hart, geen noodzaak hebbende, maar macht heeft over zijn eigen wil, en dit in zijn hart besloten heeft, dat hij zijn maagd zal bewaren, die doet wel. |
1 Corinthiers 7:40 | Maar zij is gelukkiger, indien zij alzo blijft, naar mijn gevoelen. En ik meen ook den Geest Gods te hebben. |
1 Corinthiers 8:10 | Want zo iemand u, die de kennis hebt, ziet in der afgoden tempel aanzitten, zal het geweten deszelven, die zwak is, niet gestijfd worden, om te eten de dingen, die den afgoden geofferd zijn? |
1 Corinthiers 9:5 | Hebben wij niet macht, om een vrouw, een zuster zijnde, [met ons] om te leiden, gelijk ook de andere apostelen, en de broeders des Heeren, en Cefas? |
1 Corinthiers 9:10 | Of zegt Hij [dat] ganselijk om onzentwil? Want om onzentwil is [dat] geschreven; overmits die ploegt, op hoop moet ploegen, en die op hoop dorst, [moet] zijn hoop deelachtig worden. |
1 Corinthiers 9:14 | Alzo heeft ook de Heere geordineerd dengenen, die het Evangelie verkondigen, dat zij van het Evangelie leven. |