G5721

Bijbelteksten

2 Corinthiers 8:10En ik zeg in dezen [mijn] mening; want dit is u oorbaar, als die niet alleen het doen, maar ook het willen van over een jaar te voren hebt begonnen.
2 Corinthiers 8:11Maar nu voleindigt ook het doen; opdat, gelijk als er geweest is de volvaardigheid des gemoeds om te willen, er ook alzo zij het voleindigen uit hetgeen gij hebt.
2 Corinthiers 9:1Want van de bediening, die voor de heiligen [geschiedt], is mij onnodig aan u te schrijven.
2 Corinthiers 10:9Opdat ik niet zou schijnen, alsof ik u door de brieven wilde verschrikken.
2 Corinthiers 12:14Ziet, ik ben ten derden male gereed, om tot u te komen, en zal u niet lastig zijn; want ik zoek niet het uwe, maar u; want de kinderen moeten niet schatten vergaderen voor de ouders, maar de ouders voor de kinderen.
Galaten 1:10Want predik ik nu de mensen, of God? Of zoek ik mensen te behagen? Want indien ik nog mensen behaagde, zo ware ik geen dienstknecht van Christus.
Galaten 2:14Maar als ik zag, dat zij niet recht wandelden naar de waarheid van het Evangelie, zeide ik tot Petrus in aller tegenwoordigheid: Indien gij, die een Jood zijt, naar heidense wijze leeft, en niet naar Joodse wijze, waarom noodzaakt gij de heidenen naar de Joodse wijze te leven?
Galaten 4:9En nu, als gij God kent, ja, veelmeer van God gekend zijt, hoe keert gij u wederom tot de zwakke en arme beginselen, welke gij wederom van voren aan wilt dienen?
Efeziers 3:13Daarom bid ik, dat gij niet vertraagt in mijn verdrukkingen voor u, hetwelke is uw heerlijkheid.
Efeziers 4:3U benaarstigende te behouden de enigheid des Geestes door den band des vredes.
Efeziers 4:17Ik zeg dan dit, en betuig het in den Heere, dat gij niet meer wandelt, gelijk als de andere heidenen wandelen in de ijdelheid huns gemoeds.
Efeziers 4:28Die gestolen heeft, stele niet meer, maar arbeide liever, werkende dat goed is met de handen, opdat hij hebbe mede te delen dengene, die nood heeft.
Efeziers 5:12Want hetgeen heimelijk van hen geschiedt, is schandelijk ook te zeggen.
Efeziers 5:28Alzo zijn de mannen schuldig hun eigen vrouwen lief te hebben, gelijk hun eigen lichamen. Die zijn eigen vrouw liefheeft, die heeft zichzelven lief.
Filippenzen 1:7Gelijk het bij mij recht is, dat ik van u allen dit gevoel, omdat ik in [mijn] hart houde, dat gij, beide in mijn banden, en [in mijn] verantwoording en bevestiging van het Evangelie, gij allen, [zeg ik], mijner genade mede deelachtig zijt.
Filippenzen 1:10Opdat gij beproeft de dingen, die [daarvan] verschillen, opdat gij oprecht zijt, en zonder aanstoot te geven, tot den dag van Christus;
Filippenzen 1:12En ik wil, dat gij weet, broeders, dat hetgeen aan mij [is geschied], meer tot bevordering van het Evangelie gekomen is;
Filippenzen 1:14En [dat] het meerder [deel] der broederen in den Heere, door mijn banden vertrouwen gekregen hebbende, overvloediger het Woord onbevreesd durven spreken.
Filippenzen 1:16Genen verkondigen wel Christus uit twisting, niet zuiver, menende aan mijn banden verdrukking toe te brengen;
Filippenzen 1:21Want het leven is mij Christus, en het sterven is [mij] gewin.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen