Handelingen 4:32 | En de menigte van degenen, die geloofden, was een hart en een ziel; en niemand zeide, dat iets van hetgeen hij had, zijn eigen ware, maar alle dingen waren hun gemeen. |
Handelingen 5:36 | Want voor deze dagen stond Theudas op, zeggende, dat hij wat was, dien een getal van omtrent vierhonderd mannen aanhing; welke is omgebracht, en allen, die hem gehoor gaven, zijn verstrooid en tot niet geworden. |
Handelingen 8:9 | En een zeker man, met name Simon, was te voren in de stad plegende toverij, en verrukkende de zinnen des volks van Samaria, zeggende van zichzelven, dat hij wat groots was. |
Handelingen 13:25 | Doch als Johannes den loop vervulde, zeide hij: Wien meent gijlieden, dat ik ben? Ik ben [de Christus] niet; maar ziet, Hij komt na mij, Wien ik niet waardig ben de schoenen [Zijner] voeten te ontbinden. |
Handelingen 13:47 | Want alzo heeft ons de Heere geboden, [zeggende]: Ik heb u gesteld tot een licht der heidenen, opdat gij zoudt zijn tot zaligheid, tot aan het uiterste der aarde. |
Handelingen 16:13 | En op den dag des sabbats gingen wij buiten de stad aan de rivier, waar het gebed placht te geschieden; en nedergezeten zijnde, spraken wij tot de vrouwen, die samengekomen waren. |
Handelingen 16:15 | En als zij gedoopt was, en haar huis, bad [zij ons], zeggende: Indien gij hebt geoordeeld, dat ik den Heere getrouw ben, zo komt in mijn huis, en blijft er. En zij dwong ons. |
Handelingen 17:7 | Welke Jason in [zijn huis] genomen heeft; en alle dezen doen tegen de geboden des keizers, zeggende, dat er een andere Koning is, [namelijk] Jezus. |
Handelingen 17:18 | En sommigen van de Epikureische en Stoische wijsgeren streden met hem; en sommigen zeiden: Wat wil toch deze klapper zeggen? Maar anderen [zeiden]: Hij schijnt een verkondiger te zijn van vreemde goden; omdat hij hun Jezus en de opstanding verkondigde. |
Handelingen 17:20 | Want gij brengt enige vreemde dingen voor onze oren; wij willen dan weten, wat toch dit zijn wil. |
Handelingen 17:29 | Wij dan, zijnde Gods geslacht, moeten niet menen, dat de Godheid goud, of zilver, of steen gelijk zij, welke door mensenkunst en bedenking gesneden zijn. |
Handelingen 18:3 | En omdat hij van hetzelfde handwerk was, bleef hij bij hen, en wrocht; want zij waren tentenmakers van handwerk. |
Handelingen 18:15 | Maar indien er geschil is over een woord, en namen, en [over] de wet, die onder u is, zo zult gij zelven toezien; want ik wil over deze dingen geen rechter zijn. |
Handelingen 18:28 | Want hij overtuigde de Joden met groten ernst in het openbaar, bewijzende door de Schriften, dat Jezus de Christus was. |
Handelingen 19:1 | En het geschiedde, terwijl Apollos te Korinthe was, dat Paulus, de bovenste delen [des lands] doorreisd hebbende, te Efeze kwam; en enige discipelen [aldaar] vindende, |
Handelingen 20:7 | En op den eersten [dag] der week, als de discipelen bijeengekomen waren om brood te breken, handelde Paulus met hen, zullende des anderen daags verreizen; en hij strekte [zijne] rede uit tot den middernacht. |
Handelingen 23:8 | Want de Sadduceen zeggen, dat er geen opstanding is, noch engel, noch geest, maar de Farizeen belijden het beide. |
Handelingen 24:19 | Welke behoorden [hier] voor u tegenwoordig te zijn, en [mij] te beschuldigen, indien zij iets hadden tegen mij. |
Handelingen 27:4 | En van daar afgevaren zijnde, voeren wij onder Cyprus heen, omdat de winden [ons] tegen waren. |
Handelingen 27:43 | Maar de hoofdman, willen Paulus behouden, belette hun dat voornemen, en beval, dat degenen, die zwemmen konden, zich eerst zouden afwerpen, en te land komen; |