G5750

Bijbelteksten

Filippenzen 1:23Want ik word van deze twee gedrongen, hebbende begeerte, om ontbonden te worden en met Christus te zijn; want [dat] is zeer verre het beste.
Filippenzen 2:6Die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn;
Filippenzen 3:8Ja, gewisselijk, ik acht ook alle dingen schade te zijn, om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus, mijn Heere; om Wiens wil ik al die dingen schade gerekend heb, en acht die drek te zijn, opdat ik Christus moge gewinnen.
Filippenzen 4:11Niet dat ik [dit] zeg vanwege gebrek; want ik heb geleerd vergenoegd te zijn in hetgeen ik ben.
1 Thessalonicensen 2:6Noch zoekende eer uit mensen, noch van u, noch van anderen; hoewel wij [u] tot last konden zijn als Christus' apostelen;
1 Timotheus 1:7Willende leraars der wet zijn, niet verstaande, noch wat zij zeggen, noch wat zij bevestigen.
1 Timotheus 2:12Doch ik laat de vrouw niet toe, dat zij lere, noch over den man heerse, maar [wil], dat zij in stilheid zij.
1 Timotheus 3:2Een opziener dan moet onberispelijk zijn, ener vrouwe man, wakker, matig, eerbaar, gaarne herbergende, bekwaam om te leren;
1 Timotheus 6:5Verkeerde krakelingen van mensen, die een verdorven verstand hebben, en van de waarheid beroofd zijn, menende, dat de godzaligheid een gewin zij. Wijk af van dezulken.
1 Timotheus 6:18Dat zij weldadig zijn, rijk worden in goede werken, gaarne mededelende zijn, [en] gemeenzaam;
2 Timotheus 2:24En een dienstknecht des Heeren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te leren, [en] die de kwaden kan verdragen;
Titus 1:7Want een opziener moet onberispelijk zijn, als een huisverzorger Gods, niet eigenzinnig, niet genegen tot toornigheid, niet genegen tot den wijn, geen smijter, geen vuil-gewinzoeker;
Titus 2:2Dat de oude mannen nuchter zijn, stemmig, voorzichtig, gezond in het geloof, in de liefde, in de lijdzaamheid.
Titus 2:4Opdat zij de jonge [vrouwen] leren voorzichtig te zijn, haar mannen lief te hebben, haar kinderen lief te hebben;
Titus 2:9[Vermaan] den dienstknechten, dat zij hun eigen heren onderdanig zijn, dat zij in alles welbehagelijk zijn, niet tegensprekende;
Titus 3:1Vermaan hen, dat zij aan de overheden en machten onderdanig zijn, dat zij [hun] gehoorzaam zijn, dat zij tot alle goed werk bereid zijn;
Titus 3:2Dat zij niemand lasteren, geen vechters zijn, [maar] bescheiden zijn, alle zachtmoedigheid bewijzende jegens alle mensen.
Hebreeen 5:12Want gij, daar gij leraars behoordet te zijn vanwege den tijd, hebt wederom van node, dat men u lere, welke de eerste beginselen zijn der woorden Gods; en gij zijt geworden, [als] die melk van node hebben, en niet vaste spijze.
Hebreeen 11:4Door het geloof heeft Abel een meerdere offerande Gode geofferd dan Kain, door hetwelk hij getuigenis bekomen heeft, dat hij rechtvaardig was, alzo God over zijn gave getuigenis gaf; en door hetzelve [geloof] spreekt hij nog, nadat hij gestorven is.
Hebreeen 12:11En alle kastijding, als die tegenwoordig is, schijnt geen [zaak] van vreugde, maar van droefheid te zijn; doch daarna geeft zij van zich een vreedzame vrucht der gerechtigheid dengenen, die door dezelve geoefend zijn.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken