H238 אָזַן
het oor neigen, ter, het oor, ter ore nemen, zijn (de) oren neigen, horen, het oor lenen

Bijbelteksten

Hosea 5:1Hoort dit, gij priesters! en merkt op, gij huis Israels! en neemt ter oren, gij huis des konings! want ulieden [gaat] dit oordeel aan, omdat gij een strik zijt geworden te Mizpa, en een uitgespannen net op Thabor.
Joel 1:2Hoort dit, gij oudsten! en neemt ter oren, alle inwoners des lands! Is dit geschied in uw dagen, of ook in de dagen uwer vaderen?

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin