H369 אַיִן
niets, niet, zonder, niet hebben (van bezit), niet bestaan, niets (waard) zijn, geen
Esther 5:13 | Doch dit alles baat mij niet, zo langen tijd als ik den Jood Mordechai zie zitten in de poort des konings. |
Esther 7:4 | Want wij zijn verkocht, ik en mijn volk, dat men [ons] verdelge, dode en ombrenge. Indien wij nog tot knechten en tot dienstmaagden waren verkocht geweest, ik zou gezwegen hebben, ofschoon de onderdrukker de schade des konings geenszins zou kunnen vergoeden. |
Esther 8:8 | Schrijft dan gijlieden voor de Joden, zoals het goed is in uw ogen, in des konings naam, en verzegelt het met des konings ring; want het schrift, dat in des konings naam geschreven, en met des konings ring verzegeld is, is niet te wederroepen. |
Job 1:8 | En de HEERE zeide tot den satan: Hebt gij [ook] acht geslagen op Mijn knecht Job? Want niemand is op de aarde gelijk hij, een man oprecht en vroom, godvrezende en wijkende van het kwaad. |
Job 2:3 | En de HEERE zeide tot den satan: Hebt gij [ook] acht geslagen op Mijn knecht Job? Want niemand is op de aarde gelijk hij, een man, oprecht en vroom, godvrezende en wijkende van het kwaad; en hij houdt nog vast aan zijn oprechtigheid, hoewel gij Mij tegen hem opgehitst hebt, om hem te verslinden zonder oorzaak. |
Job 2:13 | Alzo zaten zij met hem op de aarde, zeven dagen en zeven nachten; en niemand sprak tot hem een woord, want zij zagen, dat de smart zeer groot was. |
Job 3:9 | Dat de sterren van zijn schemertijd verduisterd worden; hij wachte naar het licht, en het worde niet; en hij zie niet de oogleden des dageraads! |
Job 3:21 | Die verlangen naar den dood, maar hij is er niet; en graven daarnaar meer dan naar verborgene schatten; |
Job 5:4 | Verre waren zijn zonen van heil; en zij werden verbrijzeld in de poort, en er was geen verlosser. |
Job 5:9 | Die grote dingen doet, die men niet doorzoeken kan; wonderen, die men niet tellen kan; |
Job 6:13 | Is dan mijn hulp niet in mij, en is de wijsheid uit mij verdreven? |
Job 7:8 | Het oog desgenen, die mij [nu] ziet, zal mij niet zien; uw ogen zullen op mij zijn; maar ik zal niet [meer] zijn. |
Job 7:21 | En waarom vergeeft Gij niet mijn overtreding, en doet mijn ongerechtigheid niet weg? Want nu zal ik in het stof liggen; en Gij zult mij vroeg zoeken, maar ik zal niet zijn. |
Job 8:22 | Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet [meer] zijn. |
Job 9:10 | Die grote dingen doet, die men niet doorzoeken kan; en wonderen, die men niet tellen kan. |
Job 10:7 | Het is Uw wetenschap, dat ik niet goddeloos ben; nochtans is er niemand, die uit Uw hand verlosse. |
Job 11:3 | Zouden uw leugenen de lieden doen zwijgen, en zoudt gij spotten en niemand [u] beschamen? |
Job 11:19 | En gij zult nederliggen, en niemand zal [u] verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken. |
Job 12:3 | Ik heb ook een hart even als gijlieden, ik zwicht niet voor u; en bij wien zijn niet dergelijke dingen? |
Job 18:19 | Hij zal geen zoon, noch neef hebben onder zijn volk; en niemand zal in zijn woningen overig zijn. |